Gedichten en
liederen
Clavelitos
Ik breng je anjers
Yo te traigo clavelitos
Gekleurd als een merk
Colorados igual que un tizón
Als op een dag anjers
Si algún día, clavelitos
Ik zal je niet kunnen brengen
No lograra poderte traer
Denk niet dat ik niet meer van je hou
No te creas que ya no te quiero
Is dat ik ze niet kon nemen?
Es que no te los pude coger
De middag dat bij half licht
La tarde que a media luz
Ik zag je kersenmond
Vi tu boquita de guinda
Ik heb niet gezien in Santa Cruz
Yo no he visto en Santa Cruz
Nog een zo schattig mondje
Otra boquita tan linda
En dan de anjer zien
Y luego al ver el clavel
Wat droeg je in je haar?
Que llevabas en el pelo
Toen ik ernaar keek, dacht ik dat ik het zag
Mirándolo, creí ver
Een klein stukje hemel
Un pedacito de cielo
Anjers, anjers
Clavelitos, clavelitos
Anjers van mijn hart
Clavelitos de mi corazón
Ik breng je anjers
Yo te traigo clavelitos
Gekleurd als een merk
Colorados igual que un tizón
Als op een dag anjers
Si algún día, clavelitos
Ik zal je niet kunnen brengen
No lograra poderte traer
Denk niet dat ik niet meer van je hou
No te creas que ya no te quiero
Is dat ik ze niet kon nemen?
Es que no te los pude coger
Bron: Musixmatch
Songwriters: Monreal Lacosta Genaro / Galindo Llado Federico
Songteksten voor Clavelitos (remasterizada) © Hadem Music Corporatio
Terug naar
boven
Winter
(Herman de Coninck)
winter. je ziet weer de bomen
door het bos, en dit licht
is geen licht maar inzicht:
er is niets nieuws
zonder de zon.
en toch is ook de nacht niet
uitzichtloos, zo lang er sneeuw ligt
is het nooit volledig duister, nee,
er is de klaarte van een soort geloof
dat het nooit helemaal donker wordt.
zo lang er sneeuw is, is er hoop.
uit: Zolang er sneeuw ligt.
Terug naar
boven
Op zoek naar
het verdwenen leven(Gedicht Charles Ducal)
“Ik heb mij voor mijn aanbeveling laten inspireren door wat mij op mijn
computerscherm dagelijks in de neus bijt en op het geweten tikt:
de wereld buiten mijn schrijfkamer, die mij elke
dag aangrijnst door de klare ruiten van DeWereldMorgen.be.
Ik zie door die ruit hoeveel er de afgelopen
jaren verloren is gegaan in de sluipende afbraak van het collectieve,
solidaire en sociaal beschermde leven in naam van
de hypercompetitiviteit en het rendement.”
Charles Ducal schreef onderstaand gedicht op uitnodiging van Behoud de Begeerte
in het kader van de eindejaarsvoorstelling
‘Aanbevelingen voor een beter leven’ op 20
december in bibliotheek Permeke in Antwerpen.
Ducal leidde zijn gedicht ondermeer met deze
woorden in:
“Ik heb mij voor mijn aanbeveling laten
inspireren door wat mij op mijn computerscherm dagelijks in de neus bijt en op
het geweten tikt:
de wereld buiten mijn schrijfkamer, die mij elke
dag aangrijnst door de klare ruiten van DeWereldMorgen.be.
Ik zie door die ruit hoeveel er de afgelopen
jaren verloren is gegaan in de sluipende afbraak van het collectieve,
solidaire en sociaal beschermde leven in naam van
de hypercompetitiviteit en het rendement.”
OP ZOEK NAAR HET VERDWENEN LEVEN
Vroeger gluurde ik door de nieuwjaarskier
de toekomst in, vol verwachting, speurend
naar méér, naar aanwinst en verovering.
Half zou voller, krom rechter, dom slimmer
worden. De zomer was zeker, de lente in aantocht.
De weg liep vooruit, was verlicht.
Vandaag keer ik mijn rug naar die deur
en kijk terug, een brief in de hand.
Ik moet onderweg iets zijn kwijtgeraakt.
Iets wat in de brief is beloofd, toegewenst.
Beste medemens. Maar het is koud, zo koud
als mijn leven nog nooit heeft gekend.
Daarom ga ik naar het verdwenen postkantoor,
groet de verdwenen postbediende
en geef hem mijn brief. Daarna loop ik
het verdwenen treinstation binnen, groet
de afgedankte loketjuffrouw en koop een ticket
voor de verdwenen trein naar mijn bestemming.
Op het verlaten fabrieksterrein, midden
het verdwenen gehamer, gestamp en gefluit
roep ik de ontslagen arbeiders weer aan het werk.
Daarna ga ik liggen in het verdwenen middaguur
en geef mij over aan de verdwenen hartslag
van een gestolen zekerheid, een gestolen rust.
In de straten zoek ik de verdwenen som
waartoe ik behoren wil. Losse cijfers tellen zichzelf
en komen tekort. In afgebroken stemhokken
zoek ik de weggesmeten woede. Ik tracht
te begrij
Wie richt de loop? Wie blijft buiten schot?
Thuis til ik de tv uit mijn hoofd. Waar hij gestaan
heeft ligt in het stof mijn verloren verbeelding.
Op zolder steekt achter verdwenen boeken
een vergeten megafoon. Wat daaruit zwijgt, zwijgt
zo versterkt dat ik het eindelijk weer hoor.
Ik sta voor de deur, duw ze open
en loop het nieuwe jaar in, op zoek
naar het verdwenen leven.
Terug naar
boven
MORGEN
Morgen zal de zon weer schijnen
Trots de krisis ons diep kwetst,
sporen staan in ’t hart geëtst.
Morgen gaan we fier “één-mei-en”.
Morgen gieten wij de steden
met de vlaggen weer vol rood,
overwinnend eigen nood.
Morgen vieren wij ’t verleden.
Morgen weer de strijd hernemen
voor ons recht en ideaal,
met een wil gehard als staal:
’t is te laten of te nemen..
Morgen gaan wij “eerste-mei-en”
altijd is het zo geweest,
altijd ’t enig groot, rood feest:
Morden zal de zon weer schijnen
17.4.1985
Frans
Beeckman
Terug naar
boven
Sinter Klaas – Hilda Ram
– Antwerpen, December „87”
Uit
de nieuwe Belgische illustratie – zondagsblad
voor het Vlaamsche volk 18887 – 1888
“Moeder, ledig vond ik mijn
korfken
Van morgen in de schouw
Hoe mag het komen, dat
Sinter Klaas mij
Geen lekkers brengen wou?”
Ik deed mijn best om braver
te wezen
Dan de kinderen van beneen
En toch, hun bracht hij
koeken en speelgoed
En mij, mij bracht hij er
geen! Vader is in den hemel, zegt ge
Wat zorgde hij niet voor
mij?
Kon hij aan Sinter Klaas
niet zeggen
Maak mijn dochterken blij!
Of zou hij zijn lieveling
daar vergeten?
Dat ware van hem niet
schoon!
Maar, moeder, wat zien ik?
Wat weent ge, moeder?
Er rolt een traan op uw
koon.
Laat me u kussen, zet me op
uw schootje
Dan vergeten we ons
verdriet
„k Zal blijde wezen en
nooit meer klagen
Als ge mij maar geerne zeit!
Zachtekens werd, in moeders
armen
Het kindjen in slaap gesust
En dan op het bed – een
harden strozak-
Voorzichtig gelegd ter
rust.
‟t Was zaterdagavond, het
naaiwerk mocht nu
Op de winkel worden besteld
Nu kwam er van ‟t
onverpoosde werken
Toch eindelijk eenig geld.
‟t Was weinig och, zo
bitter weinig
Te kort voor kolen en brood
En het moest toch kind en
moeder redden
Van koude en van
hongersnood!
Maar och! Dat bedacht niet
eens de weuw
Haar poppelde ‟t hart zoo
blij
Nu ze in de winkel trad, en
keus deed
Van koeken en lekkernij
En ‟s anderendaags op de
zolderkamer
Was ‟t kermis en groote
vreugd!
Och! ‟t Deed na zoveel
lijden en kommer
Der armen hart zo‟n deugd!
‟t Is waar, de gansche
volgende weke
At moeder minder dan ooit…
Ze had geen eetlust, zegde
ze zachtjes
Den mond tot een lach
geplooid.
Maar, van de wrede
scheurende krampen
In de uitgehongerde maag
Daar werd geen woordeken
van gesproken
Ze leed die immers graag.
Terug naar
boven
Politici
Voor het verdovende lawaai
Voor onze dronkenschap en de kater die er op volgt
Politici,
onze misprezen hoeren
gustaaf de meersman
Terug naar
boven
De processie
Het is half elf
voorbij,
de hoogmis is
juist afgelopen.
Tijd voor de
processie.
Eénmaal per jaar
dragen ze Gods Zoon
even buiten in de
lentezon,
De jaarlijkse gang
van Jezus
Door de straten
van het dorp.
Iedereen loopt
mee:
de beelden en de
mensen,
de wagens en de
paarden,
de gravin en de
commissaris,
de bisschop zelf –
Is dat niet de
kardinaal?
God heeft een dag
vrijaf.
Door de ramen van
de kerk
komen alle
heiligen buiten kijken
om mee te genieten
van de processie.
De bomen staan in
bloei,
het is het
heerlijk seizoen.
Het lijkt wel mei.
Wat is de lente
welkom
na die lange,
natte winter.
Er staat een
kermismolen
en er is muziek.
Een paard gaat er
van schrikken.
Straks gaan ze
allen weer naar binnen,
Jezus ook,
Om weer een lang
jaar binnen te blijven.
Kardinaals
Danneels
Bij ‘De processie
van de H Cornelius in Tourinnes-la-grosse
Terug naar
boven
DE VLAAMSE ZOON
Hij met de zon in
zijn ogen,
hij met de kalk in
zijn knieën
heeft zich niet
meer bewogen
en zijn zaad nooit
nog bezien.
Zij met het mes in
haar ogen,
zij met de schaar
in haar schede
heeft al haar
minnaars belogen
en mij, haar zoon,
gemeden.
En ik, honger in
hun ogen,
ben de blindste
van ons drieën,
ik die zwart zie
van het zweten,
omdat ik nooit heb
geweten
Of zij mij gaarne
hebben gezien.
Hugo Claus
Terug naar
boven
Billy Bragg: “Upfield”
I dreamed I saw a tree full of angels, up on Primrose Hill
And I flew with them over the Great Wen till I had seen my
fill
Of such poverty and misery sure to tear my soul apart
I’ve got a socialism of the heart
The angels asked me how I felt about all I’d seen and heard
That they spoke to me, a pagan, Gave me cause to doubt their
word
But they laughed and said:
“It doesn’t matter if you’ll help us in our art
You’ve got got a socialism of the heart”
Their faces shone and they were gone and I was left alone
I walked these ancient empire streets till I came Tearful to
my home
And when I woke next morning, I vowed to play my part
I’ve got a socialism of the heart
I’m going upfield, way up the hillside
I’m going higher than I’ve been before
That’s where you’ll fiend me, over the horizon
Wading in the river, reaching for that other shore
Terug naar
boven
ROES
O
wankel waggel-hoofd
vergeefs in wijn gedoofd
het
beeld van uwe zorgen.
Want
scherper nijpt gemis
en
drinken, ach het is
zijn
eigen harte worgen
Hugo
Schiltz
Terug naar
boven
ZELFONDERZOEK (gustaaf de meersman)
Wat willen we
Wat zoeken we?
Als we op zoek gaan naar onszelf
willen we dan de waarheid zien?
Of wat we als de waarheid beschouwen?
Zullen we niet schrikken?
Durven we de confrontatie wel aan?
De confrontatie van het besef,
te beseffen dat we
maar al teveel geworden zijn wat anderen van ons verlangen te zijn.
Dat we onszelf verloochend hebben, om duizend en één gunsten
van de collectiviteit, van de macht?
Zullen we deze pijnlijke vaststelling wel aandurven?
Hoeveel moed eist het?
Hoeveel eenzaamheid er door te dragen?
Om als sociaal onafhankelijk individu stand te houden?
En zal het uiteindelijk wel de moeite waard zijn?
Waren we uiteindelijk niet beter gebleven wat we, onder druk van de
gemeenschap,waren geworden?
Tja,
zal dat niet afhangen
van onze verlangens, van onze levenseisen
van wat we zoeken?
Hoeveel individu we wensen te zijn?
Hoeveel verantwoordelijkheid wensen we voor onszelf te dragen?
Hoeveel maatschappij willen in onszelf voelen?
“jezelf zijn”, “jezelf blijven” het klinkt zo mooi,.
Maar zijn we wel bereid de prijs te betalen?
Zijn we bereid om tegen het massagevoel in te gaan,
Zijn we er sterk genoeg voor?
Willen we wel zo sterk zijn?
Willen we wel zo mooi zijn?
Willen we wel zo eenzaam zijn?
Willen we wel zo kritisch met de anderen, maar vooral met onszelf zijn?
Wat heb ik te bieden
aan het leven
aan de maatschappij
aan mezelf
zonder mezelf te verbleken, te verliezen?
Durf ik de confrontatie wel aan
in die zoektocht naar mezelf.
Durf ik wel mezelf zijn?
Is het niet veel eenvoudiger te volgen, me te onderwerpen?
Schaamte overvalt me nu
bij dit verwerpelijk idee.
Terug naar
boven
Ze zaten samen aan tafel (Jos
Brink)
Ze
zaten samen aan tafel, wat verlaten.
Terwijl
de ketel op de kachel rustig ruiste.
Een
kleine man, met grote moegewerkte vuisten,
Een
kleine grijze vrouw, in veel te grauw katoen…
Ze
zaten zomaar aan tafel wat te praten:
Je zou
niet zeggen dat het nou de eerste mei is…
De
eerste mei, zomaar een dag die nou voorbij is.
Zomaar
voorbij, omdat ze daar niets meer aan doen.
Ze
spraken samen over toen en lang geleden.
Toen
deze dag de Dag van de Arbeid en van feest was.
Hij
wist nog: Troelstra die op zijn fabriek geweest was,
Zij
wist nog: één keer in de week, op zondag, vlees…
De
ketel zong het zachte wijsje van tevreden,
Omdat
de scherpste kanten waren gladgeslepen:
Twee
ouwe mensen, die hun ideaal begrepen
Want
aan hun tafel zaten Troelstra, Vorrinck, Drees…
Twee
mensen die van deze tijd niet zoveel snappen,
En die
zich niet met ultra-dit of –dat bemoeien.
Die
zeggen: ‘Ach die jeugd, ze willen wel het goeie,
Maar al
die schreeuwers sterven straks hun eigen dood…’
Twee
ouwe mensen, de zich niet meer laten trappen
Omdat
ze heel hun leven naar een waarheid zochten,
Een
eigen waarheid die zijzelf hebben bevochten:
Hun
ouderwetse en misschien wat fletse rood…
Ze
zaten samen daar de eerste mei te vieren.
Ze
dachten samen aan de eerste mei van vroeger:
Een
kleine grijze vrouw, een kleine harde zwoeger,
En op
de kachel ruist dezelfde ketel door.
Maar in
hun ogen staan de vaandels en banieren
Die met
hun schittering de jaren achterhalen.
Ze
zingen samen zacht de Internationale
Ze
zeggen samen zacht: ‘Waar deden we het voor …’
Terug naar
boven
ARMOEDE(
Geert van Istendael)
Armoede, jij was grauw.
Gehaat door lege maag, met blote handen,
blauw geverfd in kou,
geweerd.
Vergeefs. Jij kwam.
Jij trok naar alle landen,
alle hutten sloop jij binnen.
Taai. Gestaag.
En bleef. Jij woonde. Hoonde.
Leegde de schapraaien,
doofde ovens, holde
kinderogen uit.
De mensen vraten grond.
Want in hun huid stond zwart
je wapenspreuk gebrand :
Gij zult slechts stenen
zaaien.
Wij hebben je verjaagd.
Voorgoed. Zo dachten wij.
Maar nee, daar sta je weer.
Je lacht en lonkt, omhangen
met glitter op krediet, je
bek vol rijstebrij,
je billen al te vet, een
waggelend banket,
je boert en hikt : “Ik! Ik!”
Je vleit ons, wilt ons vangen
en wurgen. Jáág haar wég!
Het is de hoogte tijd.
Terug naar
boven
Mark Eyskens
Er ligt
een klein land op sterven.
Het
ijlt en heeft veel pijn.
Twee
volkjes zullen erven.
Ik zal
niet op de begrafenis zijn.
Terug naar
boven
Anton Van Wilderode
Gij
zult niet eenzaam zijn.
De
bloemen en de kruiden
werden
maar even in hun bloei gestuit
en elke
lente loopt de wingerd uit
wanneer
de jonge wind keert van het zuiden
Gij
zult niet eenzaam zijn,
de
nachtegaal zal fluiten
Terug naar
boven
Zondag
Zondag had ik me voorgesteld
in de hangmat door te brengen
tussen de stevige stammen van de bomen
dicht boven de aarde
en van de hemel ver genoeg verwijderd
om me een mens op zijn plaats te voelen.
Maar het regende.
© Remco Campert
Uit: Bij hoog en bij laag
Amsterdam: De Bezige Bij 1959
Terug naar
boven
Sterven (Hugo
Claus)

Terug naar
boven
Ik ben niet, ik ben niet dan in uw aarde.
Toen gij schreeuwde en uw vel beefde
Vatten mijn beenderen vuur.
(Mijn moeder, gevangen in haar vel,
Verandert naar de maat der jaren.
Haar oog is licht, ontsnapt aan de drift
Der jaren door mij aan te zien en mij
Haar blijde zoon te noemen.
Zij was geen stenen bed, geen dierenkoorts,
Haar gewrichten waren jonge katten,
Maar onvergeeflijk blijft mijn huid voor haar
En onbeweeglijk zijn de krekels in mijn stem.
'Je bent mij ontgroeid,' zegt zij traag mijn
Vaders voeten wassend, en zij zwijgt
als een vrouw zonder mond.)
Toen uw vel schreeuwde vatten mijn beenderen vuur
Gij legde mij neder, nooit kan ik dit beeld herdragen,
Ik was de genode maar de dodende gast.
En nu, later, mannelijk word ik u vreemd.
Gij ziet mij naar u komen, gij denkt: 'Hij is
De zomer, hij maakt mijn vlees en houdt
De honden in mij wakker.'
Terwijl gij elke dag te sterven staat, niet met mij
Samen, ben ik niet, ben ik niet dan in uw aarde.
In mij vergaat uw leven wentelend, gij keert
Niet naar mij terug. van u herstel ik niet.
Terug naar
boven
Politiek is handjes drukken,
dreigen, sjoemelen en bukken,
katten uit de bomen kijken,
overreden, over-lijken,
schipperen of schaakmat zetten,
lange speeches, korte metten,
witte voetjes, pan uit vegen,
passen, meten, wikken, wegen,
lachjes, dansjes, Judas-kusjes,
loeren draaien, dooie musjes,
veel beloven, vleien, paaien,
de kunst om om iets heen te draaien,
d'r is geen liefde, regelrecht,
en daar is alles mee gezegd.
Toon Hermans
Terug naar
boven
Nakende lente
(Jana
Beranova)
In
mijn droom is het winter.
Ik buig voor de tederheid
van naakte bomen.
Men zegt dat de bladeren
- voor ze die verloren -
in vele talen spraken.
Men hoorde ze fluisteren:
I am a tree, don't talk,
just love me.
*)
Het belooft een nieuwe lente,
als we naar elkaar toegroeien
in alle talen, alle daden.
Terug naar
boven
Kunst
(Martin
Bril)
Wat we willen:
Momenten
Van helderheid
Of beter nog: van grote
Klaarheid
Schaars zijn die momenten
En ook nog goed verborgen
Zoeken heeft dus
Nauwelijks zin, maar
Vinden wel
De kunst is zo te leven
Dat het je overkomt
Die klaarheid, af en toe
Terug naar
boven
Bart
Moeyaert (ex Antwerps stadsdichter)
Ik was bezoek dat langer bleef en
anders sprak,
maar ik misstond niet in de kamer. Een beetje
als een schemerlamp die op den duur de sleutel kreeg.
Ik deed niet ongezellig, en in mijn buurt was het
aan tafel minder leeg. Maar nog liet niemand na
mij af en toe te wijzen op mijn tong, mijn grond.
Dan noemden ze mij onverwacht weer anderman
en zonden mij naar huis, terwijl ik juist begon
te wennen aan de lucht en onderhand ook dacht
dat ik een hart veroverd had. Maar niets was
minder waar dan dat. Op tijd en stond werd
naar mijn stoel gekeken, gepolst of ik al wortel
schoot. Ik hield mijn mond en vond het krassen
van de meeuwen geen goed teken. Hoe kwam
het dat ik binnen zat en tegelijk nog buiten stond.
Terug naar
boven
PSYCHE – Gunnar Callebaut
Psyche, muze van de argeloosheid
symbool van de weergaloosheid
door de schapenkudde benijd
veroordeeld voor jouw perfecte
schoonheid
Psyche, offer voor de bloedhonden
geheel besmeurd door mensenslijk
roddelspijs voor idiote monden
gebrandmerkt door het ongelijk
Psyche, vernederd als een meid
beklad door mediocriteit
verstoten door het blinde geweld
voor eeuwig door doodsangst gekweld
Psyche, al word je door hen beticht
is de domheid tegen jou gericht
en word je door hen brutaal verdreven
toch blijf je boven allen verheven
Terug naar
boven
In Flanders Fields
(John McCrae)
In Flanders
Fields the poppies
blow
Between the crosses, row on row
That mark our place; and in the sky
The larks, still bravely singing, fly
Scare heard amid the guns below
We are Dead. Short days ago
We lived, felt dawn, so sunset glow,
Loved and were loved, and now we lie
In Flanders Fields.
Take up our quarrel with the foe:
To you from faling hands we throw
The torch; be yours to hold it high.
If ye break faith with us who die
We shall not sleep, though poppies
grow
In Flanders Fields.
Terug naar
boven
Als de zon wegzakt…..
Als de zon wegzakt in het Westen
Dieper in een bewolkte hemel
Settelt duisternis zich in mijn hart
Uit angst voor de dood
Alles is muisstil
Alles is donker en bedreigend
De straten zijn verlaten
De mist overheerst de omliggende weiden
De dauw verfrist alles
Er waait een strakke, ijzige, noordelijke wind
De vorst treedt op als een grote tovenaar
Alles kraakt onder een lange wit kleed
Elke wijzer op aarde staat stil
Uit angst voor de ijzige vorst
Dan reis ik in gedachten
Op zoek naar vrolijke herinneringen
Daaruit pluk ik je glimlach
Ter herinnering aan onze verliefdheid
De wolken worden uiteengewaaid
Door een meedogenloze saaie wind
De hemel klaart uit
Laat dansende sterren te voorschijn komen
Plotseling heerst een witte nacht
Uitgekleed door een schoonheidsspecialist
De maan
Nodigt nieuwsgierige wandelaars uit
Dit brengt mee naar mijn lange wandelingen
Langs een leeg strand
Op zoek naar verborgen geheimen
Rust en voldoening
Wanneer de maan op zoek gaat naar haar minnaars
Wanneer de zon te voorschijn komt in het Oosten
Brengt ze mee de geur van het zuiden
Geur van zand, warmte en olijfbomen
Wordt mijn lichaam overgoten met warme stralen
Krijg ik kippenvel
Rek ik me lang
Om mijn lichaam te ontlasten
Van overblijfsels van een lange winter
Pas dan besef ik heel goed,
Dat wanneer er geen Oosten,
Noch Westen meer is
Het leven ook geen reden te bestaan heeft
Ter nagedachtenis van mijn dierbaarste broer Belgacen en mijn beste vriend
Jean-Paul
Terug naar
boven
Ik
denk niet dat 't ooit nog overgaat
Want anders was ik je allang vergeten
Wat 'r ook verder te gebeuren staat
Ik zal wel altijd van je blijven weten
En aan je moeten denken nu en dan
Alleen om m'n geheugen op te frissen
En zeker weten dat 't pijn doen kan
Chrisje, ik zal je altijd blijven missen
Natuurlijk stelde 't maar weinig voor
Zelfs wonderen moeten met de jaren rijpen
Maar wie heeft als 'ie achttien is dat door
Ik was te jong om zoiets te begrijpen
M'n enige, m'n eerste grote vangst
Hoewel ik nog maar nauwelijks kon vissen
Je hebt me afgeholpen van m'n angst
Chrisje, ik zal je altijd blijven missen
M'n enige, m'n eerste grote vangst
Hoewel ik nog maar nauwelijks kon vissen
Je hebt me afgeholpen van m'n angst
Chrisje, ik zal je altijd blijven missen
De jaren maakten mettertijd verschil
Ik heb m'n leven denk ik wel op orde
De vrouw waarmee ik best graag leven wil
En de dingen die ik toen nog wilde worden
Maar desondanks blijft alles relatief
Omdat ik nooit jouw spoor meer uit kan wissen
Ik was pas achttien en ik vond je lief
Chrisje, ik zal je altijd blijven missen
Terug naar
boven
Armoede (Jannie
Hoogendam)
Ze sloft, met gaten in haar sloffen.
De rok te lang voor korte jas.
Armoede op gezicht geschreven.
Gegeven kleding komt goed van pas.
Haar sliertige halflange haren.
Heeft nog nooit een schaar gezien.
Met een bot gesleten schaartje.
Knipt ze het -geloof ik- zelf misschien.
De plastic tas hangt aan haar armen.
In de ene hand een oude stok.
Ik vraag me af wie naar haar omkijkt.
Voor haar luid ik de armenklok...
Zeg me niet er is geen armoe.
Hier in dit welvarend land.
Vraag me af, weet de regering
eigenlijk wel.
Hoe het gesteld is in Nederland
Terug naar
boven
GEWETENSVRAAG
- Driek Van
Wissen
Het maakt mij achteraf niet uit, o Heer,
Of U de mensen rechtstreeks hebt geschapen
Of anders indirect via de apen
Volgens de ware evolutieleer,
Maar was het Schepperswerk dat u ooit deed
Wel netjes naar de normen aanbesteed?
Terug naar
boven
Christine (Will Ferdy)
Ik heb je weer ontmoet, Christine
Na al die lange dagen
Maar deed het ons wel goed, Christine
Dat wij ons weder zagen
We hebben niets gezegd, Christine
Alleen wat dwaze woorden
Gezocht en onoprecht, Christine
Die er niet bij behoorden
Ik heb je niet herkend, ging dan je fierheid wijken
Je dierf me zelfs niet één moment in het gelaat te kijken
Waar is dat licht nu heen dat eens je blik deed leven
En waarom kan je mond alleen van bitterheid nog beven
Je hebt me niet gemist, Christine
Heb je me voorgelogen
Maar daar ik beter wist, Christine
Heeft mij dat niet bewogen
Ook jij denkt aan die tijd, Christine
Dat wij elkander zochten
Die wondermooie tijd, Christine
Die wij eens kennen mochten
Maar jij hebt steeds verwacht dat ik voor jou zou leven
En daarbij heb je nooit gedacht iets van jezelf te geven
Ik weet je voelt nu spijt en angst is je aan 't kwellen
Omdat je in je eenzaamheid het zonder mij moet stellen
Wij hadden geen geluk, Christine
Want onze liefdesbanden
Ze sprongen schrijnend stuk, Christine
We staan met lege handen
Maar nu is het te laat, Christine
Ik kan niet herbeginnen
Denk niet dat ik je haat, Christine
Maar 'k ben te leeg vanbinnen
Vaarwel, Christine
Vaarwel, Christine
Vaarwel, Christine
Terug naar
boven
De raaf en de vos (Ed
Kooyman)
in het grote dierenbos daar zat de raaf Sebastiaan
op een tak te mediteren in het schijnsel van de maan
en geklemd in zijn snavel een groot stuk boerenbrood
dat hij wou gaan presenteren aan zijn vrouwke en zijn kroost
maar een honderd meter verder was er in dezelfde streek
een sluwe vos aan 't wandelen langs het kronkelpad der beek
die kwam voorbij de boom waar Sebastiaan in zat
en vond dat hij voor dat boerenbrood ook wel goesting had
beste vriend Sebastiaan, zo sprak de vos in. dierentaal
ik heb gehoord dat gij kunt zingen gelijk een. nachtegaal
doe voor mij ook eens een airke van Mozart of een van Bach,
ik geloof dat 'k u verleden week nog op de televisie zag
Sebastiaan die dacht: met heel het bos hé vriend, maar niet met mij
van uw truukjes heb ik nog al gehoord, en van uw dieverij,
'k heb die fabel ook gelezen en mijn les er uit geleerd,
als ge denkt dat 'k mij laat vangen, maat, dan denkt gij verkeerd
toen de vos wel had geraden dat zijn list het niet meer deed
dacht hij: 'k moet iets anders vinden want dat brood moet naar beneden,
en hij zei: meneer de raaf, ik heb ook slechter nieuws voor u:
uw baas van op het werk is gaan slapen met uw vrouw.
'k zal hem vinden die bandiet, zo riep de raaf uit alle macht
maar zijn broodje viel omlaag volgens de wet der zwaartekracht;
ga nu maar terug naar de bakker met mijn groeten, zei de vos,
en verdween met zijn boerenbrood al zingend in het bos
de moraal van deze historie is een les voor alleman:
als uw vrouw met uw baas gaat slapen en ge weet er van
zou j'er beter niets van zeggen en zwijgen als de dood
want als g'uw mondje open doet dan verliest g'uw brood
Terug naar boven…
En wat dan?
(Jotie 'T Hooft)
Op een dag zal ik weg zijn en
Wat dan? Verdwenen zonder een
teken te geven of te nemen en
het puin dat ik achterlaat is
niet langer lachwekkend.
Want wie zoals ik nooit heeft
gebouwen laat niets achter dan
verwachting en verwarring en
wat dan?
Wellicht in uw herinnering zal ik
stollen verstijven, niet lang meer
blijven maar verbleken tot verleden
en wat toen? Te doen?
"Het was waar" zult gij zeggen "hij speelde
met woorden als geen ander maar wat
heeft dat te betekenen". zo bleek zal
ik zijn.
In u....
En wat dan?
Terug naar boven…
Gedichtje op rouwprentje Marc
Galle
ontberen tussen wildgroei
Beker met een tuitje (Ruurd
van der Weij)
Ze sprak al bijna onhoorbaar,
in haar blik ontbrak de horizon,
maar ze zat nog in haar stoel, daar
bij het raam of op het balkon.
Wij konden nog samen theedrinken,
het kopje bevend in haar hand,
maar ze hield zich groot en flink en
de thee ging net niet over de rand.
Veel later besefte ik pas
hoe belangrijk ons thee-uitje
en het drinken uit een gewoon glas
in haar halve schemerwereld was,
voor de gevreesde beker met een tuitje.
Terug naar boven…
Wannes van de Velde
- "Kerstmis is dien dag dat ze niet schieten"
’t Was wer zo vêr et was wer Kerstmis,
de kalkoene ware dood,
in ieder dorp in de Vlaanders was et feest.
D’r wier gezoenge en gezope,
on jenevel gene nood,
veur de vader veur de zeun en veur de geest.
Mor oep de slag van twelf ure,
wier ‘r ook is aan gedocht,
wa da dees feestje in de grond zoal beduidt.
’t Was gemakkelijk te wete,
want et stoeng (stond) in de gazet,
eel de wereld kwam er openlijk voor uit…
Kerstmis is dien dag da ze ni schiete,
dat er geen boemme uit de loecht worre gestrooid,
da mitrailleuze hun verdiende rust geniete,
en de kanonne me ‘ne kerstboom zèn getooid.
Et is e feest van d’ ouw germane,
ter ere van de zon,
zo vertellen ons de boeke zwart oep wit.
De Roomse kêrk leeg et anders uit,
die zeed ons da et begon
mè e stalleke in ’t Palestijns gebied.
Mor da zèn ouw interpretases,
van dees feest van goeie wil,
want onzen tijd dieje sta voor alles militair.
En de stilte van de nacht
dien ook wel heilig wordt genoemd,
wordt geleverd deur de killers van la guerre…
Kerstmis is dien dag da ze ni schiete,
dat er geen boemme uit de loecht worre gestrooid,
da mitrailleuze hun verdiende rust geniete,
en de kanonne me ‘ne kerstboom zèn getooid.
Spreekt me ni meer van de drij keuninge,
dad is den ouwen trant,
de drij commando’s das veul meer in onze geest…
Mor de soldate van Herodes,
ja die vind ek wel plezant,
da zijn eiglijk de groot’ helden op dees feest.
Mor houdt die herderkes erbuite,
want die zèn ni bà den troep,
die kenne zeker nog geen mijn uit een granaat.
En de moeder van et kindeke
zucht in ’t midde van dien hoop:
m’ne zeun wordt over twintig jaar soldaat…
Kerstmis is dien dag da ze ni schiete,
dat er geen boemme uit de loecht worre gestrooid,
da mitrailleuze hun verdiende rust geniete,
en de kanonne me ‘ne kerstboom zèn getooid.
En de kanonne me ‘ne kerstboom zèn getooid
Terug naar boven…
March 29th, 2006
Meer nog dan een
ochtendzoen
heb ik ’s morgens moed vandoen.
Wakker worden is geen kunst.
Dat gaat.
Van kwaad is beddengoed
zich niet bewust
en koude slaapt niet graag
onder een deken.
Het is de mat die
met de wereld vergeleken
veel te klein is als begin,
en zelfs, met mij er middenin,
een beetje knelt.
Ik aarzel lang, rechtop in bed,
bedenk dat net als ja of het
het woordje bang
vaak in mijn dagboek staat,
maar dapper is mijn broer
en zelf ben ik een held.
Dat helpt.
Opstaan is de
kunst.
Meer dan een paar ochtendzoenen
heb ik nood aan stoute schoenen.
Terug naar boven…
Een doodgewone dag, ik zag de
mensen
als mussen zitten op een warm
terras,
onrustig en vol onvervulde wensen,
zou niemand weten dat het vrede
was?
Oorlog is een film in verre
landen,
of iets waar opa over zeurt.
De wereld is gewapend tot de
tanden
en wacht totdat er eindelijk iets
gebeurt.
Vrede wordt door niemand nieuws
gevonden,
gewoon onzichtbaar, zoals
vensterglas,
en niet voordat de scherven ons
verwonden,
zullen wij weten dat het vrede
was.
Vandaag weer niets gebeurd, ik zie
de mensen
als mussen zitten op een warm
terras,
onrustig en vol onvervulde wensen,
zou niemand weten dat het vrede
was?
Terug naar boven…
Terug naar boven…
Een naamloos kind
Een naamloos kind is ingeslapen op een bed
van stof.
Zijn wang is aangevreten door de aarde.
De doorzichtige frêle vingers wijzen naar de zee.
Hij speelde dat hij een schip was en lanceerde torpedo’s van papier en voor zijn
plezier in een lege hemel.
Hij hield van school en van ramen.
Over tien jaar zal ik een baard hebben en zal ik kapitein zijn
Over vijf jaar zal ik schoenen hebben en een wollen pak
Over vijf jaar zal ik niet meer de zee tekenen op het golfijzer van onze kamer
Mijn vader zal meer dan een paard hebben
En mijn moeder zal koningin zijn
Mijn kleine zusje zal een eiland hebben met kersen en een diadeem
Wanneer ik geleerd zal hebben van geschiedenis, wetenschap en van schepen zal ik
vertrekken over het water in een zijden hemd op een bed van kleur.
Tahar Ben Jelloun
Terug naar boven…
Als
liefde zoveel jaar kan duren
Als liefde zoveel jaar kan duren
Dan moet het echt wel liefde zijn
Ondanks de vele kille uren
De domme fouten en de pijn
Heel deze kamer om ons heen
Waar ons bed steeds heeft gestaan
Draagt sporen van een fel verleden
Die wilde hartstocht lijkt nu heen
Die zoete razernij vergaan
De wapens waar we toen mee streden
refr.:
Ik hou van jou
Met heel mijn hart en ziel
Hou ik van jou
Langs zon en maan
Tot aan het ochtendblauw
Ik hou nog steeds van jou
Jij kent nu al mijn slimme streken
Ik ken allang jouw heksenspel
Ik hoef niet meer om jou te smeken
Jij kent mijn zwakke plaatsen wel
Soms liet ik jou te lang alleen
Misschien was wat je deed verkeerd
Maar ik had ook wel eens vriendinnen
We waren jong en niet van steen
En zo hebben we dan toch geleerd
Je kunt altijd opnieuw beginnen
refr.
We hebben zoveel jaar gestreden
Tegen elkaar en met elkaar
Maar rustig leven en tevreden
Is voor de liefde een gevaar
Jij huilt allang niet meer zo snel
Ik laat me niet zo vlug meer gaan
We houden onze woorden binnen
Maar al beheersen we het spel
Een ding blijft toch altijd bestaan
De zoete oorlog van het minnen
refr.
Tekst en
muziek: Jacques Brel/Lennaert Nijgh
Terug naar boven…
Vlaanderen van mijn hart !
Oh rijk Vlaanderen
Mijn charmante Vlaanderen
Gastvrij Vlaanderen
Mijn onverdraagzame rijken
Oh Vlaanderen van mijn hart
Vlaanderen, mijn minnares
Vlaanderen, ik hou van jou
Vlaanderen, mijn vijand
Daarom haat ik je
Oh Vlaanderen, je houdt me gevangen
In mijn ideeën en in mijn doen
Oh Vlaanderen, je hebt mij groot gemaakt
Vlaanderen, je hebt me zo klein gekregen
Oh Vlaanderen, wees voorzichtig
Wanneer je over je eigen voeten struikelt
Dan zal ik je niet sparen
En met mijn scherpe tong
Zal ik je raken
Dan zul je beginnen huilen
Maar huilen is een teken van lafheid
Met lafheid heb je de werkelijkheid gecamoufleerd
Dit is geen teken van wijsheid
Oh Vlaanderen, ik zal je nooit meer sparen
En je zult me ver van jou jagen
En dan zal ik nooit meer jouw minnaar zijn
Oh Vlaanderen van Priester Daens
Die grote wijze man
Voerde een bittere strijd
Tegen de boosaardige mannen van die tijd
En heeft velen uit de klauwen van
onrechtvaardigheid
bevrijd
Vlaanderen van grote Herman
Die goede bundels kon schrijven
En zijn volk gedichten leerde lezen
Vlaanderen van Boon
Vader van Ondinneke en de Kappellekenbaan
Oh Vlaanderen, je bent groot geworden
Toch staat vandaag een bende klaar
Om alleen met kwakkelend gebaar
je te brengen in het grootste gevaar
Oh Vlaanderen van mijn hart
Mijn rijke Vlaanderen
Mijn arme Vlaanderen
Ik smeek je om wakker te worden
Youssef
Uit de nog uit te geven bundel “De geur van de
olijfboom”
Terug naar boven…
Jan De Lichte – Hugo
Claus
Nu, op de markt, zoals in elke omgeving
vreemd verlegen, met een vaag verlangen naar tieten
nu ook met buikloop van de rauwe bieten
blijft mijn historisch kreng
in zijn flarden vel en vet nog even overend
en zegt u zijn gebed:
Here Jezus, levend water zoudt gij mij schenken.
Weet ge’t nog? Volgens uw oud verhaal?
Wel, waar is dat mirakelwater gebleven?
Schurft en honger waren mijn leven.
Ik at uit een trog. Want wil bedenken,
Jezus, gij had tenminste nog een avondmaal
met brood en rode wijn,
zoals het moet zijn.
Here Jezus, het schijnt dat ge in de hemel zijt
samen met de engelen en de profeten.
Dat ge uwen Hemel hebt verdiend,
dat wil ik best geloven, beste vriend.
Maar waarom nooit in mijn kindertijd
een roggebroodje naar beneên gesmeten
of een kilootje patatten?
Ge zorgde beter voor de ratten.
Here Jezus, Gij die God zijt zogezeid,
bezie mij, geschonden, rot, kapot.
De beul op de markt van Aalst staat gereed
En ’t is water en bloed dat ik zweet.
Wel, Jezus, maar, ’t is nu mijnen tijd.
Luister daarom naar mijn enige gebod:
‘In uw rijk van het hemels slijk
Kunt gij mijn versplinterde botten kussen.
Het lijk van mijn ziel
Lever ik liever aan de mussen.’
Terug naar boven…
Mén ienig 0iljst -
Odilon Mortier
Door es op giel de wereld mor ien stad
Woordazze van eer oigen tool zeggen “ ’t és plat”
Mor ‘t woerd Ajoin kaan nimmand immiteiren
Ge moetj indj oeir’n as vremde da probeiren.
Al maokemen onderien riezj’ of krakiel
As ‘t er op oonkomt trekkemen on ‘t zelste zjiel,
En doorveir jonges bènnek grosj en fier,
En peizek in mèn oigen attèd kier op kier
Refrein :
Ach lieve god, bedankt ‘k ben van ‘t goe ras
Lotj mè toch bleiven wat da’k ben en wat da’k was
Als oilsjteneer, zoei bènnekik geboeren
Azzek dor weg ben ten loeipek verloeren
Ach lieve god, ik ben eu stiksken van die stad
Woar dazze spreiken van een minne en een zjat,
En op den vrémden, hoe schoein da’t oeik mag zèn
Voelek mè bloi omda’k nen echten Oilsjt’neer ben.
Och, g’etj Parois, zen briggen en closjaars,
Of Amsterdam mé zèn grèchten en boelvaars
Mor waddés da ba moin stad vergeleiken
Woor dazz’eu giel joor oever vastelauved spreiken
Zé, mensje lief, doorveir geivek giel mèn hèrt
Vé die zotte streiken binsjt die daugen op de mèrt
En oeik al émmen nooderhand ambras in hoois
Nen écht’n ajooin dat és en bleift een loois.
Jonges en maskes bemintj ons ienig Oilsjt
Lotj ze mor zeggen, al zjievere’ z’ om ter voilsjt.
Ze zéll’n d’ajooinen noeit ni kennen temmen
mé onze foine spot, die z’op een ander ni en emmen
Och mensje lief, ik en vin gien zjuste zinnen
Ver te vertellen van dènne kriwwel hier van binnen
En komt den dag van menne lésten oeigenblik,
‘k waa da’k den toid kreig ve te zeggen mé ne snik
Ach lieve God, bedankt ik was van ’t goe ras
‘k waa da’k mocht bleiven wat da’k bèn en wa da’k was
enz
Terug naar boven…
EEN RODE SJAAL
In mei
kocht ik een sjaal, een rode
omdat rood toch steeds terugkeert.
Liep toen door, eerst links,
dan weer links, en kwam uit
op een binnenplaats bij een bank
aan een bakstenen muur
waar een viool de ruimte vulde
een viool van wijn en waakzaam vuur.
Hier wou ik blijven, levenslang
en deed hem om, omdat rood
toch hartverwarmend is en paste
bij de bank, de muur en de vogel
die daar neer kwam strijken,
waardig, helemaal niet bang.
Ivo Van Strijtem
Terug naar boven…
'k Heb menig uur bij u
gesleten en genoten,
en nooit en heeft een uur met u
me een enklen stond verdroten.
'k Heb menig menig blom voor u
gelezen en geschonken,
en, lijk een bie, met u, met u,
er honing uit gedronken;
maar nooit een uur zo lief met u,
zo lang zij duren koste,
maar nooit een uur zo droef om u,
wanneer ik scheiden moste,
als het uur wanneer ik dicht bij u,
dien avond, neergezeten,
u spreken hoorde en sprak tot u
wat onze zielen weten.
Noch nooit een blom zo schoon, van u
gezocht, geplukt, gelezen,
als die dien avond blonk op u,
en mocht de mijne wezen !
Ofschoon, zo wel voor mij als u,
-wie zal dit kwaad genezen ?-
een uur bij mij, een uur bij u,
niet lang een uur mag wezen;
ofschoon voor mij, ofschoon voor u,
zo lief en uitgelezen,
die roze, al was 't een roos van u,
niet lang een roos mocht wezen,
toch lang bewaart, dit zeg ik u,
't en ware ik 't al verloze,
mijn hert drie dierbre beelden: U,
DIEN AVOND EN DIE ROZE !
Terug naar boven…
Terug naar boven…
JE KUNT NIET ZONDER ANDEREN
Als je soms denkt aan de pijn en het leed die jou vrienden jou deden
Die gisteren nog zegden alles voor je te doen
Of je denkt aan de woorden van haat die je dient te vergeten
Dan heb je geen zin, verder te doen
En dan krijg je de lust om terug in je schelp te kruipen
Om alleen te gaan leven en je voeten te vegen aan de rest
En dan zweer je voortaan voor niemand je wil nog te buigen
Je maakt je eigen wereld, je eigen nest
refr.:
Maar denk niet ik ga mijn eigen gang
Denk niet ik ga het veranderen
Want alleen ben je te klein en te bang
Je kunt niet zonder de anderen
Maar als je op straat even rondloopt en je kijkt naar al die koude
gezichten
Waarop je ziet wat de ene voor de ander overheeft
Of je luistert naar de wereld met haar moord en oorlogsberichten
Dan vraag je je af waarom je nu leeft
En dan krijg je de lust om je eigen eiland te kopen
Weg van de mensen en weg van hun hartloos gedoe
Om naar eigen maat je eigen pad op te lopen
Weg van je vrienden, want je bent het moe
refr.
Maar dan zie je misschien toevallig een paar fijne dingen
Twee mensen die elkaar zomaar een pleziertje doen
Of twee anderen die gewoon proberen elkaar te beminnen
En dan krijg je weer zin, verder te doen
En dan krijg je de lust om terug uit je hokje te kruipen
Omdat je alleen geen haat, maar ook geen vriendschap verkrijgt
En dan zweer je voortaan voor iedereen je wil te gaan buigen
Om de mensen te geven, wat je van hen niet krijgt
refr.
Tekst: Hetty Heyting, Muziek: Joop
Stokkermans
Terug naar boven…
CIRKELS
Rond als de wijnvlek van eergisteren op het vuile tafelblad
Spelen gouden druppels zonlicht op het koude tegelpad
En de rimpels in de vijver, en het vangnet van een spin
Zijn allemaal maar cirkels zonder einde of begin
En de tijd verstrijkt de dagen met de wijzers van de klok
Die de uren traag vermalen, heel geruisloos, zonder schok
Er bestaat geen medicijn tegen oud of eenzaam zijn
's Avonds als je door je wimpers soms de zon ziet ondergaan
In een feest van gele vonken die in bloei lijken te staan
En de sterren op je netvlies trekken strepen in de lucht
Maar zodra de nacht weer nadert slaan je dromen op de vlucht
Door een klok met kromme wijzers die de tijd in stukken maalt
Ligt de zomer weer aan flarden want de klok heeft niet gefaald
Er bestaat geen medicijn tegen oud of eenzaam zijn
Tel de gladde kiezelstenen waarmee jij je zakken vult
Maar de mooiste ging verloren door je eigen stomme schuld
Toen je met haar langs het strand liep leek elke schelp een juweel
Maar nu zie je niets dan keien, groot en grijs en veel te veel
Hoor het gefluister in het ruisen van de rusteloze zee
Als je haar dan niet kon missen, waarom ging je dan niet mee
Bij het afscheid van de zomer zag je eindelijk gevaar
Toen elk blad de kleur kreeg van haar honinggele haar
De rimpels in de vijver, de webben van een spin
Zomaar cirkels in de ruimte, zonder einde of begin
In een eindeloos refrein
Er bestaat geen medicijn tegen oud of eenzaam zijn
Tekst:
A.Bergman/M.Bergman, Nederlandse tekst: R.Chrispijn, Muziek: Michel
Legrand
Terug naar boven…
Wie bouwde het zevenpoortige
Thebe?
In de boeken staan de namen van
koningen.
Hebben de koningen de rotsblokken
aangesleept?
En het zo vaak verwoeste Babylon
Wie heeft het zoveel keer
opgebouwd? In welke huizen
Van het goudglanzige Lima woonden
de bouwvakkers?
Waarheen gingen op de avvond toen
de Chinese muur af was
De metselaars? Het grote Rome
Staat vol triomfbogen. Wie richtte
ze op? Over wie
Triomfeerden de Caesars? Had het
veelbezongen Byzantium
Alleen paleizen voor zijn
inwoners? Zelfs in het legendarische Atlantis
Schreeuwden in de nacht toen de
zee het opslokte
De verzuipenden om hun slaven.
De jonge Alexander veroverde Indië.
Veasar versloeg de Galliërs.
Had hij op zijn minst niet een kok
mee?
Philips van Spanje weende toen
zijn vloot
Was vergaan. Weende aders niemand?
Frederik de Tweede zegevierde in
de Zevenjarige Oorlog. Wie
Om de tien jaar een groot man.
Terug naar boven…
Jacob (Robert Long)
Die
Jacob ging studeren voor pastoor
Daar deed 'ie alles voor, daar deed 'ie alles voor
Niet zo'n ouderwetse dorpspastoor
Nee, dat wou die niet, dat ging niet door
Nee, meer zo'n progressieve die aan demonstraties deed
En niet meer met zo'n boordje om maar lekker snel gekleed
Die dikwijls in de kroegen van 't jonge volkje kwam
"Te gek man" riep en "weet je wel" en ook een stickie nam
Tadaratataa jalalalalalaalalalalalalaaa laaa
Jacob was al dik een maand pastoor
En het ging prima hoor, en het ging prima hoor
Langzaam voerde Jaap z'n plannen door
Wat oude kleren en een theehuis in 't koor
En waren nog wel mensen die 'm vroegen of dat mocht
Die hij dan overtuigde wanneer hij ze thuis bezocht
En nog twee maanden later werd de mis wat meer ludiek
Omdat 'r toen een band optrad met rock 'n roll muziek
Tadaratataa jalalalalalaalalalalalalaaa laaa
Jacob was al dik een jaar pastoor
En Jacob ging maar door, en Jacob ging maar door
Achterin de kerk was een kantoor
Daar nam hij elke week z'n nieuwe acties door
De kerk zat vol al preekte 'ie al maandenlang niet meer
Hij draaide meestal films van Andy Warhol en zo meer
En op 't bord waar vroeger stond hoe laat de mis begon
Hing nu een prijslijst van de Nepal en de Rode Libanon
Tadaratataa jalalalalalaalalalalalalaaa laaa
Jacob was al haast twee jaar pastoor
Toen hij zijn baan verloor, toen hij z'n baan verloor
Want er viel een incidentje voor
Dat kon d'r volgens velen niet mee door
't Was tijdens de communie en de sfeer was ideaal
Maar achter in de kerk stond dit keer ook de kardinaal
Die plotseling naar voren vloog en Jaap de kerk uitsmeet
Omdat 'ie bij de hosties ook een schaal met dipsaus deed
Tadaratataa jalalalalalaalalalalalalaaa laaa
Jacob had een vreselijk verdriet
Want hij begreep 't niet, nee hij begreep 't niet
Totdat hij een brief kreeg van de paus
Die om 't recept vroeg van die Goddelijke saus
Jalalalalalaalalalalalalaaa
Jalalalalalaalalalalalalaaa
Jalalalalalaalalalalalalaaa
Jalalalalalaalalalalalalaaa
Jalalalalalaalalalalalalaaa
Terug naar boven…
Het leven was lijden
Toen ik bij jullie at en je vader gebood
Dat ik tijdens 't bidden m'n ogen sloot
Gaf ik toe, daar ik niet arrogant wilde lijken
Maar ik voelde hoe hij wel naar mij zat te kijken
En vanaf dat moment heb ik altijd geweten
Dat dat niet enkel gold voor 't gebed bij 't eten
Zodat ik toen die maaltijd meteen al betreurde
Hij beheerste je leven tot in 't absurde
En op zondag het bos in, dat mocht dan nog wel
Net als in de romances van 't weekblad Libelle
Maar als ik op zondag dan je hand wilde vatten
Nou dan keek je alsof ik je kuisheid wou jatten
refr.:
Want 't leven was lijden, als je danste een heiden
Als je lachte te luchtig, als je kustte ontuchtig
Als je niet wilde werken of je ging niet ter kerke
Als je lui in de zon lag, als je fietste op zondag
Kortom alles was verkeerd, want dat had je geleerd
't Was verdomde moeilijk om jou te versieren
Want je zag haast geen kans om je teugels te vieren
Elke keer moest ik weer je complexen verdringen
Ja, ik mocht naar de kerk maar ik kon nooit eens zingen
Een keer sliep je met mij maar je was niet alleen
Want de satan of wie ook hing steeds om je heen
Als die er niet was was je vader d'r wel
Met een spreuk uit de bijbel van zonde en hel
refr.
Ja, ze hebben je leven wel grondig vergald
En je kans op wat liefde en vriendschap verknald
Wat men jou heeft geleerd is de angst om te leven
Om je borsten, je dijen, je hart echt te geven
Kom, ik stap maar eens op want ik ben overbodig
Heel veel sterkte voor later
Want dat heb je wel nodig
Terug naar boven…
Madammen met een bontjas (Urbanus)
Nee, ik hou niet van madammen met 'nen bontjas
Madammen met een bontjas zijn gemeen
'k Moet niets hebben van madammen met 'nen bontjas
Tegen madammen met 'nen bontjas zeg ik neen
Ik denk dat ik het jullie nu wel kan vertellen
'k Ga een zaak beginnen in madammenvellen
'k Ga ze vangen op de Avenue Louise
Op banketten, paardenrennen en deftige recepties
In de Saturday Night Fever pub
Bij de Rotary en de Lionsclub
Met mijn grote muizeval en mijn flesje vol vergif
Vang ik er zoveel ik er maar wif
refr.:
Want, ik hou niet van madammen met 'nen bontjas
Madammen met een bontjas zijn gemeen
'k Moet niets hebben van madammen met 'nen bontjas
Tegen madammen met 'nen bontjas zeg ik neen
Hunne rug en hunne buik, die naai ik aan elkaar
Daarvan maak ik een luchtmatras of een vliegende sigaar
Van hun tenen maak ik champagneflessenstopsels
En een sterk insecticide van het vel onder hun oksels
Van hun tepels maak ik pleistertjes om fietsbanden te plakken
En de wallen onder hun ogen worden blauwe vuilniszakken
En hun venusheuvels raak ik ook wel kwijt
Daarvan maak ik een heel groot smirna tapijt
refr.
Van hun neus maak ik een stopcontact of een arbiterfluitje
Van hun lippen elastiekjes om geleipotten te sluiten
En zo maak ik van alles, in echt madammenleer
Mijn winkeltje zal draaien, mijn financies nog veel meer
En als ik eenmaal rijk ben, dan kan ik ze bestellen
Mijn twee heel dure mantels, in stekelvarkensvellen
Een voor meneer Urbanus en een voor zijn madam
Zo hebben we altijd plaats op de bus en op de tram
Terug naar boven…
De
neus
Er is een reuze keuze neuzen
In de kleuren rood en paars
De kwaliteit laat minder keuze
Goede neuzen zijn zeer schaars
Platte neuzen, pimpelneuzen
Paars boegbeeld op een rokend schip
Een kleine keuze matineuzen
't aardbeitype, mop en wip
Zo ook de neus van de politie
Wonderbaarlijk apparaat
Even snuffen aan je fietsie
En hij ruikt hoe 't ermee staat
De remmen weigeren een pietsie
't voorlicht is maar tweede keus
Neem dus daarom de politie
Steeds met eerbied bij de neus
De neus, o erfdeel zo koen en schrander
Edel deel van het gezicht
Spreidt uw vleugels als geen ander
Op vooruitgang steeds gericht
De neus, men moet hem eens in 't jaar gedenken
Op een winderige dag
In 't najaar
Als men weer eens
Van een griepplaag spreken mag
Neuneuneuneu neuneuneuneu neuneuneuneu neuneuneuneuneus
Neuneuneuneu neuneuneuneu neuneuneuneu neuneuneuneuneus
De Gaulle, waar zou die stakker wezen
Als die parel hem ontbrak
Laat staan de politieke zaken
Waar hij steeds dat ding in stak
Denk aan Cyrano uitsluitend
Zeg mij, waarmee zitten wij
In een zakdoek krachtig snuitend
Op de allereerste rij
De neus, o spreidt uw zo nerveuze vleugels
Snuif en snotter onverveerd
O, neus, laat vieren alle teugels
Gelijk een briesend peerd
Neuneuneuneu neuneuneuneu neuneuneuneu neuneuneuneuneus
Neuneuneuneu neuneuneuneu neuneuneuneu neuneuneuneuneus
"Hatsjoe"
Tekst: H. Geelen. Muziek: C. Aznavour
Terug naar boven…
De weg is lang
De weg is lang, en kent ook eenzaamheid
Maar mensen voer de strijd niet alleen
In deze tijd, die nog geen vrede kent
En geen gelijkheid voor iedereen
Wie weet er dan niet dat kapitalisten
Nooit werkelijk zeggen waarom ze bestaan
Ze hebben de macht, die willen ze houden
Rechtvaardigheid kennen ze enkel als waan
refr.:
Kom socialisten trek ten strijde
Kom socialisten wees paraat
Onze strijd is niet langer te vermijden
Als je maar weet waar het steeds om gaat
Hij heeft gelijk, die het niet langer neemt
Maar mensen voer de strijd niet alleen
In deze tijd, die nog geen vrede kent
En geen gelijkheid voor iedereen
Of laten we ons nog langer bedonderen
Met instant inspraak en praten in bed
Kom doe met ons mee, en doe het van onderen
We maken ons klaar voor het verzet
refr.
Er komt een strijd waarna er vrede zal zijn
Maar mensen voer de strijd niet alleen
In deze tijd die nog geen vrede kent
En geen gelijkheid voor iedereen
We hebben tesaam nog zoveel te leren
En wat ook gebeurt, het is politiek
We zullen de machten moeten bezweren
Het einde der klassen, het eind der paniek
refr.
tekst en muziek: Bots
Terug naar boven…
Ik
was bezoek dat langer bleef en anders sprak, maar ik misstond niet in de kamer.
Een
beetje
als een schemerlamp die op den duur de sleutel kreeg.
Ik deed niet ongezellig, en in mijn buurt was het
aan tafel minder leeg.
Maar
nog liet niemand na
mij af en toe te wijzen op mijn tong, mijn grond.
Dan noemden ze mij onverwacht weer anderman
en zonden mij naar huis,
terwijl ik juist begon
te wennen aan de lucht en onderhand ook dacht
dat ik een hart veroverd had.
Maar
niets was
minder waar dan dat.
Op
tijd en stond werd
naar mijn stoel gekeken, gepolst of ik al wortel
schoot.
Ik
hield mijn mond en vond het krassen
van de meeuwen geen goed teken.
Hoe
kwam
het dat ik binnen zat en tegelijk nog buiten stond.
Terug naar boven…
Wir sehen eine Straße
Sie führt von Land zu Land
Im Herzen freue Lieder
Die Fahne in der Hand
Und uns zur Seite gehen
Die viele Brüder mit
Ist fremd doch unsere Sprache
Ist gleich doch unserer Schritt
Gleich tönen unsere Lieder
Gleich tönt der Herzenschlag
Wenn alle Menschen Brüder
Wird uns ein schöner Tag
Terug naar boven…
Op jouw tweede sterfverjaardag
Jouw
echte verjaardag heb ik nooit gevierd,
Misschien
omdat ik er nooit aan het gedacht heb,
Of omdat
ik nooit door de dood werd bedreigd,
Misschien
was ik ook te slordig,
Of omdat
ik niet heb getracht,
Of
simpelweg omdat ik nooit aan
een
geboortedatum was verbonden,
81 jaar
op aarde lopen,
lijkt mij
lang,
Maar lang
waren ze niet.
Op je
sterfdag,
werd ik
een bange man,
Ik huilde
om jouw heengaan,
Omdat ik
van jou niet genoeg heb genoten,
Omdat ik
jouw niet genoeg
vertroeteld of geliefkoosd,
Omdat ik
je altijd achter mij heb gelaten,
Alleen en
verlaten,
Ik had
niets tekort
Maar
onder dwang van nieuwsgierigheid,
Naar iets
anders
Heb ik je
echt achter mij gelaten,
Andere
dingen hebben
mijn hart
meer bekoord,
Dromen,
hollen, racen en
het
verlangen naar meer
hebben me
ingepalmd,
En heel
ver in een diepe zee meegesleurd,
met
gevaarlijke haaien en kolkende golven;
Wees
gerust moeke,
Ik heb
alles overleefd,
Omdat
mijn wilskracht
Al die
gevaren overtrof,
Toch
heeft je sterfdag
me tot de
redelijkheid terug gebracht,
En met
verankerde voeten
op moeder
aarde gezet,
Ik
besefte die dag
dat roem
en rijk geen rust en geluk scheppen
Alleen je
warmte en je grenzeloze liefde
Gaven ons
sterke en tederheid.
Vandaag
ben je dagelijks in mijn ziel aanwezig,
Je
gebaren en jouw blikken doorboren,
nog
altijd mijn ledematen en gedachten,
Soms had
je gelijk,
soms was
je totaal mis,
Toch
putte ik vandaag,
uit jouw
warmte en tederheid
mijn rust
en troost.
Je
permanente aanwezigheid
in mij
doet mij reizen,
naar ons
verleden
naar onze
gezellige nachten,
Ik zie je
nog aan onze poort
Met ogen
en ziel vol verlangen,
Naar
mogelijke herenigingen,
Naar
onverwachte ontmoetingen
Met jouw
lievelingen,
Kinderen,
kleinkinderen en familieleden,
Maar jouw
wachten duurde altijd te lang,
En je
werd heel bang,
Om te
vertrekken onder dwang,
Zonder
afscheid te nemen van iemand
Vandaag
ben je voor altijd vertrokken,
Toch zul
je in onze harten blijven hangen,
En
herinneringen zullen mij altijd,
terugbrengen naar die tijd,
vooral
naar dat deel dat ik heb gemist,
het
intensief met jou te genieten,
Van goede
dingen
Ommi,
Moeke, make, moedertje, mam
Godin van
liefde en schepping
Warmte en
tederheid
Slaap
lekker en lang,
Want je
had vroeger er nooit genoeg ruimte ervoor,
Vandaag
kom ik je bezoeken
Niet om
je wakker te schudden
of
bezorgd te maken,
Ik wil
slechts je ziel aaien,
Ter
herinnering aan die lekkere melk,
Als enige
middel om mij groot te brengen
En aan al
die mooie jaren en momenten.
Ik bid
dag en nacht
Dat
moeder aarde in haar knuffeldoedels,
Je
lichaam mag liefkozen.
Veel
liefs, 1919-2000
Brussel,
8 augustus 2002
Terug naar boven
Vandaag bij je graf,
lieve paps (Louis Paul Boon)
vandaag bij je graf lieve paps
wou ik je zeggen hoe mooi
de meisjes worden en hoe kort
hun rokjes zijn en hoe dik
hun tieten worden
je zag dat zo graag lieve paps
je keek het aan met je goedige ogen
de rustige glimlach van de oude man
je sprak zo graag lieve paps
over een koppel ferme tieten en
toeten
en je had ze ook graag nog eens
beetgenomen ouwe sloeber lieve paps
dat wou ik je zeggen bij je graf
hoe mooi ze deze zomer waren
hoe liefdevol ik keek met jouw ogen
naar hun rokjes zo kort
naar hun spannende spijkerbroeken
je mocht het niet aankijken
van mams ik weet het
je wendde de goedige blik af
je bruine zachte ogen
van een te brave hond
vandaag vertel ik het dan
met wat weemoedige glimlach
aan je graf
Terug naar boven….
Erlkönig (Johann Wolfgang Goethe-
Wer reitet
so spät durch Nacht und Wind?
Es ist der Vater mit seinem
Kind;
Er hat den Knaben wohl in dem Arm,
Er faßt ihn sicher, er hält ihn warm.
Mein Sohn, was
birgst du so bang dein Gesicht? -
Siehst Vater, du den Erlkönig nicht?
Den Erlenkönig mit Kron und Schweif? -
Mein Sohn, es ist ein Nebelstreif. –
»Du liebes
Kind, komm, geh mit mir!
Gar schöne Spiele spiel ich mit dir;
Manch bunte Blumen sind an dem Strand,
Meine Mutter hat manch gülden Gewand.«
Mein Vater,
mein Vater, und hörest du nicht,
Was Erlenkönig mir leise verspricht? -
Sei ruhig, bleibe ruhig, mein Kind;
In dürren Blättern säuselt der Wind. –
»Willst, feiner
Knabe, du mit mir gehn?
Meine Töchter sollen dich warten schön;
Meine Töchter führen den nächtlichen Reihn
Und wiegen und tanzen und singen dich ein.«
Mein Vater,
mein Vater, und siehst du nicht dort
Erlkönigs Töchter am düstern Ort? -
Mein Sohn, mein Sohn, ich seh es genau:
Es scheinen die alten Weiden so grau. –
»Ich liebe dich,
mich reizt deine schöne Gestalt;
Und bist du nicht willig, so brauch ich Gewalt.«
Mein Vater, mein Vater, jetzt faßt er mich an!
Erlkönig hat mir ein Leids getan! –
Dem Vater
grauset's, er reitet geschwind,
Er hält in den Armen das ächzende Kind,
Erreicht den Hof mit Mühe und Not;
In seinen Armen das Kind war tot.
Terug naar boven….
Vierde Wereldlied
Kom en zing met ons tezamen,
wij zijn meer en beter waard.
Wat wij steeds opnieuw herhalen,
’t is wat ons hier samen draagt.
Wij zijn geen onderdanen
en vragen hele dagen ons recht.
Wie ons rechten blijft afwijzen,
weigert onze waardigheid.
Ons altijd met de vinger wijzen
brengt ons tot opstandigheid.
Wij zijn geen onderdanen
en vragen hele dagen ons recht.
Wanneer zal de tijd opdagen
dat wij mensen mogen zijn,
en niet langer moeten vragen,
om erkend en vrij te zijn.
Wij zijn geen onderdanen
en vragen hele dagen ons recht.
Tekst : Karel Staes
Terug naar boven….
Eens
mijn geliefde (Louis Paul Boon)
eens mijn geliefde
eens zal alles eens
zijn
nadat rome zo mooi
brandde
hirosjima in puin
stortte
de amerikaan voet
zette op de maan
eens zal alles eens
zijn
nadat de kikker
verdween
uit sloot en plas
nadat de knikker van
glas
uit de hand van mijn
vriendje rolde
mijn vriendje dat
heel oud geboren werd
en zeer vroeg
gestorven is
aan hartinfarkt of
longkanker
de handen aan het
stuur
van een dure wagen
eens zal alles eens
zijn
mijn geliefde
nadat de laatste
boom
zich losmaakt van
zijn laatste blad
nadat de aarde niet
meer leefbaar is
voor ons in ons graf
niet meer witgekalkt
en zo
eens zal alles eens
zijn
lieve schat
de aarde een dode
planeet
dat is alles wat ik
weet
eens als alles eens
zal zijn
Terug naar boven….
Welterusten mijnheer de president (Lennaert Nijgh / Boudewijn de Groot)
Mijnheer de president, welterusten.
Slaap maar lekker in je mooie witte huis.
Denk maar niet te veel aan al die verre kusten
waar uw jongens zitten, eenzaam, ver van thuis.
Denk vooral niet aan die zesenveertig doden,
die vergissing laatst met dat bombardement.
En vergeet het vierde van die tien geboden
die u als goed christen zeker kent.
Denk maar niet aan al die jonge frontsoldaten
eenzaam stervend in de verre tropennacht.
Laat die weke pacifistenkliek maar praten,
mijnheer de president, slaap zacht.
Droom maar van de overwinning en de zege,
droom maar van uw mooie vredesideaal
dat nog nooit door bloedig moorden is verkregen,
droom maar dat het u wel lukken zal dit maal.
Denk maar niet aan al die mensen die verrekken,
hoeveel vrouwen, hoeveel kinderen zijn vermoord.
Droom maar dat u aan het langste eind zult trekken
en geloof van al die tegenstand geen woord.
Bajonetten met bloedige gevesten
houden ver van hier op uw bevel de wacht
voor de glorie en de eer van het vrije westen.
Mijnheer de president, slaap zacht.
Schrik maar niet te erg wanneer u in uw dromen
al die schuldeloze slachtoffers ziet staan
die daarginds bij het gevecht zijn omgekomen
en u vragen hoe lang dit nog zo moet gaan.
En u zult toch ook zo langzaamaan wel weten
dat er mensen zijn die ziek zijn van geweld,
die het bloed en de ellende niet vergeten
en voor wie nog steeds een mensenleven telt.
Droom maar niet te veel van al die dode mensen,
droom maar fijn van overwinning en van macht.
Denk maar niet aan al die vredeswensen.
Mijnheer de president, slaap zacht.
Terug naar boven….
Papa
(Stef Bos)
Ik heb dezelfde ogen
En ik krijg jouw trekken om mijn mond
Vroeger was ik driftig
Vroeger was jij driftig
Maar we hebben onze rust gevonden
En we zitten naast elkaar
En we zeggen niet zoveel
Voor alles wat jij doet
Heb ik hetzelfde ritueel
Papa, ik lijk steeds meer op jou
Ik heb dezelfde handen
En ik krijg jouw rimpels in mijn huid
Jij hebt jouw ideeën
Ik heb mijn ideeën
En we zwerven in gedachten
Maar we komen altijd thuis
De waarheid die je zocht
En die je nooit hebt gevonden
Ik zoek haar ook
En tevergeefs
Zolang ik leef
Want papa, ik lijk steeds meer op jou
Vroeger kon je streng zijn
En ik heb je soms gehaat
Maar jouw woorden
Ze liggen op mijn lippen
En ik praat nu
Zoals jij vroeger praatte
Ik heb een goddeloos geloof
Ik hou van elke vrouw
En misschien ben ik geworden
Wat jij helemaal niet wou
Maar papa, ik lijk steeds meer op jou
Jij gelooft in God
Dus jij gaat naar de hemel
En ik geloof in niks
Dus we komen elkaar na de dood
Na de dood nooit meer tegen
Maar papa, ik hou steeds meer van jou
Terug naar boven….
De raaf en de vos (Ed Kooyman)
in het grote dierenbos daar zat de raaf Sebastiaan
op een tak te mediteren in het schijnsel van de maan
en geklemd in zijn snavel een groot stuk boerenbrood
dat hij wou gaan presenteren aan zijn vrouwke en zijn kroost
maar een honderd meter verder was er in dezelfde streek
een sluwe vos aan 't wandelen langs het kronkelpad der beek
die kwam voorbij de boom waar Sebastiaan in zat
en vond dat hij voor dat boerenbrood ook wel goesting had
beste vriend Sebastiaan, zo sprak de vos in. dierentaal
ik heb gehoord dat gij kunt zingen gelijk een. nachtegaal
doe voor mij ook eens een airke van Mozart of een van Bach,
ik geloof dat 'k u verleden week nog op de televisie zag
Sebastiaan die dacht: met heel het bos hé vriend, maar niet met mij
van uw truukjes heb ik nog al gehoord, en van uw dieverij,
'k heb die fabel ook gelezen en mijn les er uit geleerd,
als ge denkt dat 'k mij laat vangen, maat, dan denkt gij verkeerd
toen de vos wel had geraden dat zijn list het niet meer deed
dacht hij: 'k moet iets anders vinden want dat brood moet naar beneden,
en hij zei: meneer de raaf, ik heb ook slechter nieuws voor u:
uw baas van op het werk is gaan slapen met uw vrouw.
'k zal hem vinden die bandiet, zo riep de raaf uit alle macht
maar zijn broodje viel omlaag volgens de wet der zwaartekracht;
ga nu maar terug naar de bakker met mijn groeten, zei de vos,
en verdween met zijn boerenbrood al zingend in het bos
de moraal van deze historie is een les voor alleman:
als uw vrouw met uw baas gaat slapen en ge weet er van
zou j'er beter niets van zeggen en zwijgen als de dood
want als g'uw mondje open doet dan verliest g'uw brood
Terug naar boven….
De
steen (Bram Vermeulen)
Ik heb een steen verlegd in een rivier op aarde.
Het water gaat er anders dan voorheen.
De stroom van een rivier hou je niet tegen.
Het water vindt er altijd een weg omheen.
Misschien eens gevuld van sneeuw en regen,
neemt de rivier mijn kiezel mee.
Om hem dan glad en rond gesleten,
te laten rusten in de luwte van de zee.
Ik heb een steen verlegd in een rivier op aarde.
Nu weet ik dat ik nooit zal zijn vergeten,
ik leverde 't bewijs van mijn bestaan.
Omdat, door het verleggen van die ene steen,
de stroom nooit meer dezelfde weg zal gaan.
Terug naar boven….
De
eeuwige soldaat (Boudewijn de Groot, universal soldier : Donovan)
Hij is klein van stuk en hij is groot en fors
Zijn wapens zijn van staal en steen en hout
Hij is dertig jaar of meer
En hij is nog maar 17
Als soldaat is hj al eeuwen oud
Hij is een muselman, een hindoe een ateïst een jood
katholiek en joodgezind, gereformeerd
En al duizend jaar dood hij mij voor jou en jou voor mij
En toch weet hij heel goed, doden is verkeerd.
Hij vecht voor Groot-Britanië en voor Amerika
Hij vecht voor Portugal en Pakistan
En hij vecht ook voor de russen en hij denkt
door wel en denkt dat hij zo een eind aan oorlog kan maken
En hij vecht voor 't communisme en voor de monarchie
Hij zgt 't is voor de vrede van het land
Hij die uit te maken heeft wie er sterft en verder leeft
En toch ziet hij nooit een teken aan de wand.
Maar als hij er heen geweest was dan had
Ieper nnot toekomst hem had
Ceasar slechts alleen bestaan
Hij maakt van zich zelf een wapen dat
gebruikt wordt wordt in de strijd
En door hem zal al dat naar de verder gaan
Hij is de eeuwige solaat en hij is werkelijk
de schuld, zijn orders komen heus niet van zover
Hij krijgt ze hiervan door jou en mij
zijn leiders dat zijn wij
Zo maken we geen eind aan 't oorlogsleed.
Terug naar boven….
MIJN VADERTJE
Mijn vadertje, hij was rechtvaardigheid.
Hij had den zwaren last op zich geladen,
een eerlijk man te zijn
in woord en daad.
Dat is het schoone, dwaze kwaad
waar, na ons Heere Jezus Christus,
de sterkste man aan ondergaat.
Zijn oog was rustigblauw; een verre zee.
Zijn woord van blijheid soms plotse fusee
in stalen nacht.
Hij lachte rood en zoende onverwacht
mijn dwaze haren en mijn jong gedacht.
De hooge schepen die de Schelde droeg,
hij wist hun laden vast en schoon te sturen.
Hij had hun namen lief,
om mee te spelen – als een kind naïef;
Karatchi, Pantos, Calcutta,
lijk schoon koralen.
Hij wist de haven; heimwee en verdriet,
bij vroegen morgenmist
en in den avond onder luid en rauw sierenenlied.
Marnix Gijsen
Terug naar boven….
Monsieur le Président
Monsieur le Président,
je vous fais
une lettre,
que vous lirez peut-être,
si vous avez
le temps.
Je viens
de recevoir
mes papiers militaires
pour partir à la guerre
avant mercredi soir.
Monsieur le Président
je ne veux pas le faire,
je ne suis pas sur terre
pour tuer de pauvres gens.
C'est pas pour vous fâcher,
il faut que
je vous dise,
ma décision est prise,
je m'en vais déserter.
Depuis que je suis né,
j'ai vu mourir mon père,
j'ai vu partir mes frères,
et pleurer mes enfants.
Ma mère a tant souffert,
qu'elle est dedans sa tombe,
et se moque des bombes,
et se moque des vers.
Quand j'étais prisonnier
on m'a volé ma femme,
on m'a volé mon âme,
et tout mon cher passé.
Demain de bon matin,
je fermerai ma porte
au nez des années mortes
j'irai sur les chemins.
Je mendierai
ma vie,
sur les routes de France,
de Bretagne en Provence,
et je crierai aux gens:
refusez d'obéir,
refusez de la faire,
n'allez pas à la guerre,
refusez de partir.
S'il faut donner son sang,
allez donner le vôtre,
vous êtes bon apôtre,
monsieur le Président.
Si vous me poursuivez
prévenez vos gendarmes
que je n'aurai
pas d'armes
et qu'ils pourront tirer.
Boris
Vian
Terug
naar boven….
HASTA SIEMPRE
Aprendimos a
quererte
desde la historica
altura
donde el
sol de tu bravura
le puso cerco a la muerte
Aqui se queda la
clara
la entranable transparencia
de tu querida
presencia
Commandante Che Guevara.
Tu mano gloriosa
fuerte
sobre la historia
dispara
cuando todo
Santa
Clara
se despierta para verte
Vienes quemando la brisa
con soles
de Primavera
para plantar la
bandera
con la luz de tu sonrisa
Tu amor revolucionario
te conduce a nueva
empresa
donde espera la
firmeza
de tu brazo libertario.
Seguiremos
adelante
como junto a ti
seguimos
y con
Fidel te decimos
Hasta Siempre, Commandante.
Carlos
Puebla
Terug naar boven…