Beginselverklaring sp.a     28.01.2007

 

1 Gelijke kansen voor iedereen

 

Wie de toekomst niet lijdzaam wil ondergaan moet ze zelf vorm geven. sp.a wil die toekomst verbeteren. Dat is

het uitgangspunt van onze nieuwe beginselverklaring. Onze leidraad daarin is: ‘Gelijke kansen voor iedereen’.

Het socialisme is geboren uit verontwaardiging over ongelijkheid en onrechtvaardigheid. Dat blijft de motor van

de beweging, met als doel een samenleving waarin iedereen gelijke kansen krijgt om zichzelf waar te maken. Dat

is uniek. Geen enkele andere beweging maakt hiervan het centrale thema en geen enkele partij kan dat doen

zonder zichzelf te verloochenen.

 

‘Gelijke kansen’ is niet hetzelfde als ‘gelijke rechten’. Integendeel. In ongelijke situaties leidt 'gelijke rechten'

zelfs tot discriminatie. Als een laaggeschoolde slechts evenveel voorbereiding of begeleiding krijgt om een job te

vinden als een hooggeschoolde, krijgt hij geen gelijke kans. Socialisten willen de samenleving zo organiseren dat

elk individu maximaal en echt de kans heeft om keuzes te maken. Of anders gezegd: gelijke vrijheid voor

iedereen.'

 

'Gelijke kansen' is meer dan 'gelijke startkansen'. Iedereen moet bij aanvang de nodige bagage meekrijgen,

anders mist hij de start. Dat klopt. Maar ook daarna moet voortdurend élke vorm van discriminatie bestreden

worden. Uiteraard hebben we het hier over de discriminatie op basis van de ‘gekende’ ongelijkheden: afkomst,

geloof, geslacht, geaardheid, handicap of huidskleur. We moeten echter ook de discriminatie wegwerken die het

gevolg is van minder talent, financiële beperkingen, ongelijke economische macht of van tegenslag.

 

Als we zeggen 'We streven naar een samenleving waarin iedereen gelijke kansen krijgt', dan kiezen we het woord

samenleving niet vrijblijvend. Het betekent dat gelijke kansen niet enkel voortkomen uit inspanningen van

individuen, maar ook uit de samenwerking van mensen in een gemeenschap. Die gemeenschap moet bereid zijn

de middelen te herverdelen - o.a. op basis van rechtvaardig vastgelegde en eerlijk gespreide en consequent

geïnde belastingen - zodat iedereen kan genieten van goede voorzieningen en diensten zoals degelijk onderwijs

en gestroomlijnd openbaar vervoer. Onze evaluatie van de overheid en die gemeenschapsvoorzieningen wordt

afgemeten aan de mate waarin ze gelijke kansen garanderen. Deze benadering houdt ook in dat socialisten zeer

expliciet grenzen willen stellen aan de vermarkting van de essentiële dingen zoals genetisch materiaal, natuur,

onderwijs, enz.

 

Toch is dit niet voldoende. Gelijke kansen creëren, kan niet zonder een gezonde en inspirerende omgeving, een

gezin (in welke samenstelling ook), een gemeenschap waarin men zich herkent, stimulerend en degelijk

onderwijs, mogelijkheden op het gebied van cultuur en ontspanning... Het gelijkekansendiscours is een wijdiscours.

Het start bij het individu, dat pas in een groter wij-geheel maximale kansen krijgt. Ons oordeel over de

samenleving zal dus gebaseerd zijn op de mate waarin die samenleving maximale kansen op individueel en

collectief geluk garandeert voor iedereen.

 

Het bestrijden van armoede en uitsluiting blijft daarbij essentieel. Armoede is een structureel probleem. Het legt

een fundamentele onrechtvaardigheid bloot in ons economisch bestel. Daarom kan een partij die gelijke kansen

als haar centraal thema aanhoudt, niets anders dan die uitroeiing van armoede als haar finale doelstelling

vooropstellen.

 

Gelijke kansen heeft ook betrekking op de solidariteit tussen de verschillende generaties en tussen Noord en

Zuid. De aarde is er niet enkel voor onze generatie, onder andere omdat de natuurlijke rijkdommen beperkt zijn.

Bovendien moeten we ervoor zorgen dat 'welvaart' geen louter Westers begrip blijft. Er is voldoende voor

iedereen, maar niet voor ieders hebzucht. Het in stand houden van de aarde, haar biodiversiteit, het streven naar

duurzaamheid en herverdeling, maken integraal deel uit van onze verantwoordelijkheid. Duurzaamheid is het

herverdelingsverhaal van de 21e eeuw.

 

Het creëren van maximale kansen is nodig opdat iedereen zichzelf zou kunnen waarmaken. Wie echter de kans

krijgt om zijn levensweg te bepalen, heeft de verantwoordelijkheid om die kansen te grijpen. sp.a gaat er dus niet

van uit dat er alleen rechten zijn en geen plichten. Maar het is pas sociaal aanvaardbaar om over plichten te

spreken, als rechtvaardige rechten gewaarborgd zijn. Wij mogen, als beweging die zo sterk voor rechtvaardige

rechten ijvert, meer dan welke andere beweging ook plichten opleggen.

 

2 Werken aan een betere toekomst

 

Als het socialisme vertrekt vanuit de verontwaardiging over onrecht, moet ze de bestaande en nieuwe

onrechtvaardigheden helder in kaart brengen. We moeten onze nachtmerries scherp durven benoemen en

duidelijk maken waar moderne socialisten van dromen. Zoniet worden ook de oplossingen wazig en inefficiënt.

Tijdens het dromen van een betere wereld waarin iedereen gelijke kansen heeft hebben we nooit gedacht: ach

dat is onhaalbaar. Nee, we mikten op het net-niet-haalbare. Was het haalbaar om voor iedereen stemrecht te

eisen toen enkel rijke mensen geacht werden zich met staatszaken bezig te houden? Was het haalbaar over de

algemene leerplicht te praten toen er geen scholen waren? Was het haalbaar om iedereen een degelijke en

betaalbare gezondheidszorg te bieden toen de geneeskunde nog een elitair voorrecht was? Nee, dat leek zo.

Maar we hebben het wél gerealiseerd.

 

Als socialisten dromen we van een betere toekomst. Uitsluiting, armoede en vereenzaming zijn fenomenen

waartegen wij blijven strijden. Met zijn allen bezitten we driemaal meer dan 50 jaar geleden maar ons geluk is

niet in gelijke mate toegenomen. Ons land is koploper op het vlak van depressies, zelfdodingen en het gebruik

van kalmeermiddelen. Een samenleving waar enkel belang wordt gehecht aan uiterlijke schoonheid en vertoon,

winstmaximalisatie tot iedere prijs, waar alleen individuele materiële welstand wordt aangezien als een bewijs

van succes, is niet onze samenleving. Wij blijven pleiten voor solidariteit en herverdeling om samen te bouwen

aan een betere toekomst voor iedereen.

 

Daarom nemen we in deze beginselverklaring opnieuw die dromen op die we net niet haalbaar achten maar wel

willen realiseren. Die projecten waarvan we denken dat we ze binnen tien jaar net niet of net wel kunnen

waarmaken. Daarom zullen we deze beginselverklaring de komende jaren geregeld moeten aanpassen.

 

2.1 Globalisering, ... De wereld is van iedereen

 

Socialisten zijn per definitie zorgzame internationalisten. Daarom verwerpen we de huidige vorm van louter

economische globalisering. Deze houdt structuren in stand die de economische welvaart tot 20% van de

wereldbevolking beperkt houden.

 

Wij willen welzijn en waardig werk voor iedereen op deze planeet. We willen ook het duurzaam voortbestaan van

de aarde verzekeren. Een positief globaliseringsproces is een proces waarbij met de specifieke noden van elk

land en elke groep rekening gehouden wordt.

 

Dit veronderstelt een gedurfde keuze voor positieve discriminatie van de zwakkere landen binnen het

wereldhandelssysteem en een volledige coherentie van het eigen economisch, binnen- en buitenlands beleid met

de ontwikkelingsdoelstellingen. De uitbouw van deskundige centra in de ontwikkelingslanden kan hen helpen bij

hun intrede op de markt en kan fungeren als springplank naar het Europese en wereldniveau.

Een kwaliteitsvolle ontwikkelingssamenwerking is een noodzakelijke hefboom om de armste groepen bij te staan

in hun zoektocht naar meer materiële welvaart en meer welzijn. Voldoende overdracht van onversnipperd en

ongebonden kapitaal is noodzakelijk. Tegen 2015 zoeken we dan ook aansluiting bij de kopgroep van de 1%-

besteders. Wij willen méér uitgeven aan ontwikkelingssamenwerking dan aan defensie.

2.2 Een rechtvaardig en democratisch internationaal beleid

 

De internationale politiek moet worden gevoerd door democratisch gelegitimeerde organisaties. In de eerste

plaats de Verenigde Naties en de Europese Unie, waarbinnen België een actieve rol moet spelen.

Mondiale (veiligheids-)problemen moeten worden besproken in een democratisch hervormde VN. De

beslissingen van de VN moeten worden opgevolgd. Wat de VN wil, is wet. Voor ons veiligheidsbeleid kiezen we

voor een Europese defensie. Deze Europese defensie treedt op als één geheel. Het heeft daarom geen zin dat elke

EU-lidstaat een eigen leger behoudt. De budgettaire marge die we hiermee boeken moet gaan naar

ontwikkelingssamenwerking, om mee de internationale conflicten te voorkomen. De NAVO moet een

samenwerking worden waarbinnen de EU als één geheel optreedt, samen met anderen.

 

De preventie van gewelddadige conflicten en de opbouw van een duurzame vrede kan maar efficiënt gebeuren als

de betrokken overheidsdiensten, middenveldorganisaties en gespecialiseerde instellingen een geïntegreerd

vredesbeleid uitstippelen. We pleiten daarom voor de oprichting van een Europees vredesinstituut dat alle

partijen rond de tafel brengt om zo'n multidisciplinair beleid vorm te geven. Een nieuw op te richten vredesfonds

moet daarvoor de nodige middelen uittrekken. Elke EU-lidstaat zou zo'n eigen vredesinstituut moeten oprichten.

De Europese Unie is opgericht om economische crisissen, zoals die van de jaren dertig, te vermijden en opdat er

nooit meer oorlog zou zijn op het Europese continent. Die doelstellingen – welvaart en vrede voor iedere

Europeaan – blijven de belangrijkste.

 

Voor de Europese Unie zijn fiscale harmonisatie en het bepalen van sociale doelstellingen de komende jaren de

belangrijkste doelen. Anders concurreren de lidstaten elkaars sociaal systeem stuk. Er moet daarom een

vennootschapsrichtlijn komen waarin die fiscale harmonisatie geregeld wordt, analoog met de spaarrichtlijn.

Europa is niet democratisch genoeg. Als Europa één munt, één leger en één buitenlandse politiek heeft is een

afdoende democratische controle noodzakelijk. Het Europees Parlement moet een echt parlement zijn. Het moet

ten minste initiatiefrecht krijgen, de Commissie mag enkel in functie blijven zolang zij het voortdurend

vertrouwen van het Parlement geniet, en de EU moet over eigen inkomsten kunnen beslissen.

 

2.3 Een economie die voor welvaart en welzijn zorgt

 

Economische groei moet tot meer welvaart en welzijn voor iedereen leiden. Kapitaalkrachtige groepen gaan er

immers vanuit dat de opbrengst van de onderneming naar de eigenaars moet gaan, en alleen het

allernoodzakelijkste naar de werknemers. Arbeidsomstandigheden worden dan ondergeschikt aan de

rentabiliteit, met ziektes en ongevallen tot gevolg. In ons land is hierin al veel veranderd. Maar toch : het

aantrekken van goedkope arbeidskrachten die meer winst opleveren, maar ook meer arbeidsongevallen hebben,

is zelfs in België nog altijd mogelijk.

 

Economische ontwikkeling heeft voordeel bij een goede marktwerking. Maar marktwerking leidt niet noodzakelijk

tot een goede maatschappelijke of economische ontwikkeling. Marktwerking leidt ook tot oneerlijke concurrentie,

opgedreven werkritmes, minderwaardige producten en ongelukken op het werk, om maar deze te noem

en. Wij

willen eenieder in staat stellen een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid.

Daarom willen wij een economie waar groei en marktwerking ondergeschikt zijn aan duurzaamheid en welvaart

voor iedereen, gezonde producten, eerlijke lonen, tijd voor zelfontplooiing, jobs op maat, veiligheid op het werk

en een publieke dienstverlening op hoog niveau en dicht bij de mensen. Zo’n economie is enkel mogelijk als ze

bijgestuurd wordt door sterke vakbonden en door een overheid die al deze belangen op de eerste plaats zet. Wij

blijven ijveren voor het verminderen van de inkomensongelijkheid.

Via de sociale economie kan de invulling van maatschappelijke behoeftes gekoppeld worden aan de doelstelling

van volledige tewerkstelling.

 

2.4 Culturele bezieling en actief participeren aan cultuur

 

Cultuur is hoe we ons gedragen, hoe we eten, ons kleden, onze huizen inrichten. Het is wat we geloven, hopen,

waar we van dromen en wat we verafschuwen. Migratie en globalisering hebben ertoe geleid dat vandaag mensen

met uiteenlopende overtuigingen en levenswijzen in ons land wonen. Waar culturen elkaar ontmoeten komt onze

beschaving tot ontwikkeling. In onze samenleving mag geen enkele cultuur privileges krijgen. Elk geloof en elke

cultuur hebben dezelfde rechten, beperkt door de gemeenschappelijke waarden en normen die uit de

“beschaving” voortvloeien. In een multi-etnische samenleving moeten ook de geschiedenis, de cultuur en de

kunst van die verschillende groepen getoond worden.

 

Cultuurbeleid is, net als onderwijsbeleid, nauw verbonden met een gelijkekansenbeleid. We willen zorgen voor

een bloeiend en rijk cultuurleven waar iedereen terecht kan. Materiële en mentale drempels om deel te nemen

aan het cultuurleven moeten afgebroken worden. Het deelnemen aan cultuur en het beleven van kunst bevordert

het kritisch denken waarin onze maatschappij zoveel nood aan is. Cultuur moet ook actief de boer op. Cultuur

mag zich niet opsluiten in culturele centra, musea, of andere cultuurtempels. Cultuur moet ook op straat kunnen,

in relatie met de openbare ruimte en de stad of de wijk, cultuur in het buurthuis, cultuur thuis, …

 

Bij kunst gaat het om bijzondere uitingen van creativiteit en verbeelding. In ons kunstbeleid zoeken we een

evenwicht tussen de noden van de maker-kunstenaars en de wensen van een breed en divers publiek. Kwetsbare

uitingen van creativiteit -poëzie, essay, zeldzame filmgenres, ... - moeten beschermd worden. Hier heeft o.a. de

openbare omroep een opdracht te vervullen.

 

De overheid moet een bloeiend en rijk cultuur- en verenigingsleven ondersteunen en helpen ontplooien.

We zijn overtuigd dat het scheppen en beleven van kunst positief kan zijn voor iedereen. Daarom wordt het actief

aangeboden. We streven naar een participatie van iedereen, ook omdat participatie aan kunst en cultuur mensen

onderdeel maakt van de gemeenschap.

 

2.5 Iedereen gelijke kansen op onderwijs van hoge kwaliteit garanderen

 

Voor socialisten is de essentie dat iedereen gelijke kansen op onderwijs van hoge kwaliteit krijgt. We hebben

daarom warme en sterke scholen nodig. Ons onderwijs moet goed zijn voor de sterken, en sterk voor de zwakken.

De eerste garantie op gelijke kansen is ervoor te zorgen dat alle kleuters op vroege leeftijd naar school gaan.

Materiële en culturele drempels moeten worden afgebouwd. In het basisonderwijs moeten we de scholen

voldoende werkingsmiddelen geven om ervoor te zorgen dat het onderwijs echt kosteloos wordt. Om de grootste

effectiviteit inzake kosteloos onderwijs te bereiken, willen we in het secundair onderwijs voorrang geven aan de

gezinnen die dit het meest nodig hebben. Scholen die meer kansarme kinderen tellen moeten extra middelen

krijgen. We willen een sterk taalbeleid in de scholen waarbij alle leerlingen kansen krijgen en aangemoedigd

worden om Nederlands en vreemde talen te leren. We moeten alles op alles zetten om leerlingen kansen te geven

op goede stageplaatsen en werkervaring.

 

We denken dat door leerlingen langer samen te houden, er minder kans is op vroege en dus sociaal bepaalde

selectie tussen enerzijds algemeen vormende trajecten en anderzijds meer technisch gerichte trajecten. We

moeten daarom het idee van de gezamenlijke oriënterende eerste graad secundair onderwijs opnieuw versterken.

Tegelijk moet geïnvesteerd worden in kwalitatief technisch- en beroepsonderwijs dat aansluit bij de noden op de

arbeidsmarkt.

 

In het hoger onderwijs gaan we voluit voor een tweede democratiseringsgolf. Docentencorps en

studentenpopulatie moeten een afspiegeling zijn van de samenleving. We willen er de slaagkansen verbeteren en

werken voort aan de kwaliteit van de opleidingen. Om het hoger onderwijs doelmatiger te maken, moeten we

komen tot één hoger onderwijsruimte in Vlaanderen.

We willen het levenslang leren stimuleren door juist degenen die minder kansen hebben gekregen in opleiding en

vorming, sterk te ondersteunen. Vorming is in onze snel evoluerende samenleving een recht, niet alleen voor de

leerplichtigen, maar voor iedereen.

 

2.6 Samenleven in diversiteit

 

Diversiteit is een troef, een kans. Die kans mogen we niet missen en dus moeten zowel autochtonen als

allochtonen de nodige inspanningen leveren, rechten en plichten respecteren. In een diverse samenleving is geen

plaats voor fundamentalisme. Belangrijke ethische verwezenlijkingen, zoals de gelijkheid tussen man en vrouw,

ongeacht de sexuele geaardheid, mogen niet ter discussie staan. Culturele groepsrechten kunnen onze

individuele grondrechten niet in het gedrang brengen.

 

Voor sp.a moet de samenleving verantwoordelijkheid opnemen voor alle inwoners. Inwoners hebben recht op

onderwijs, verzorging, sociale zekerheid, ... Die rechten leiden tot kosten voor de samenleving die solidair

moeten worden gedragen. We kunnen voorlopig niet anders dan zeer duidelijk te bepalen wie wel en wie niet in

ons land mag verblijven. Die regels moeten we correct maar menselijk toepassen en in elk geval het asielrecht

garanderen.

 

De komende jaren wordt de arbeidsmarkt voor arbeiders uit de nieuwe lidstaten van de Europese Unie geleidelijk

geopend. Het is onze plicht ervoor te zorgen dat deze evolutie verloopt zonder sociale dumping en gepaard gaat

met maximale inspanningen om iedereen die nu al in België verblijft aan werk te helpen en aan het werk te

houden. Dit doen we door een tweesporenbeleid. Enerzijds zorgen we voor genoeg werk en opleiding, en

anderzijds zorgen we ervoor dat alle werkenden in Europa evenwaardige rechten opbouwen. Dit is een

noodzakelijke stap naar een sociaal Europa.

 

Vertrekkend vanuit de kracht, de mogelijkheden en beperkingen van personen met een handicap moeten we

streven naar een samenleving waarin respect, waardigheid, solidariteit en gelijkheid sleutelbegrippen zijn. Een

maatschappij waar “anders zijn” niet als een belemmering wordt beschouwd, maar waar participatie en

keuzevrijheid, kortom volwaardig burgerschap, ook voor personen met een handicap vanzelfsprekend zijn.

 

2.7 Een gezond leefmilieu voor iedereen

 

Een gezond leefmilieu is van cruciaal belang voor iedereen. Milieubeleid moet daarom vertrekken vanuit het

principe dat de vervuiler betaalt.

 

Een aanvaardbaar niveau van welvaart voor iedereen in de wereld lukt niet zonder economische groei. Dat moet

echter kunnen zonder het milieu verder te belasten. Daarom willen we dat economische groei en de daarbij

horende aanslagen op het leefmilieu definitief worden losgekoppeld. Intussen worden inspanningen geleverd om

de historische vervuiling weg te werken. Milieuverontreiniging die de gezondheid van de zwaksten in de

samenleving aantast, krijgt voorrang. Zoals bij verkeersveiligheid zal actie ondernomen worden om het aantal

doden en getroffenen door milieuverontreiniging drastisch naar beneden te halen. Binnen afzienbare tijd mogen

ook de meest kwetsbare bevolkingsgroepen geen gezondheidseffecten meer ondervinden die worden

veroorzaakt door milieuvervuiling. Deze algemene doelstelling zal zich vertalen in actieplannen inzake lucht-,

water-, bodem- en geluidshinder. Onze uitstoot van broeikasgassen moet absoluut afnemen om te voorkomen

dat ons klimaatsysteem verder ontregeld raakt.

 

De komende jaren zijn bebossing en de bescherming van natuurgebieden prioritair. Ook buiten de beschermde

gebieden zorgen natuur en landschap voor een betere en gezondere woon-, werk- en leefomgeving. In de steden

zowel als in het buitengebied is er nood aan kwaliteitsvolle “publieke” ruimte waar mensen kunnen recreëren,

ontspannen en elkaar ontmoeten. De overheid sluit een pact af met natuurverenigingen, landbouwers en andere

gebruikers en private eigenaars die hiertoe willen bijdragen. De afwijzende houding van een deel van de

landbouwsector is een uitzichtloos achterhoedegevecht waaraan we niet mogen toegeven. Bossen en

natuurgebieden moeten maximaal toegankelijk zijn voor het publiek. Daarom moet er voor iedereen toegankelijke

natuur binnen wandelafstand beschikbaar zijn.

 

Milieubeleid is ook een gelijkekansenbeleid, zowel op mondiaal niveau als over de generaties heen. De mate

waarin we ons milieu belasten is nu zeer ongelijk verdeeld. Dit leidt op termijn tot een teloorgang van onze

planeet of tot blijvende armoede in sommige werelddelen zoals Afrika of delen van Azië. Daarom moeten we de

wereldwijde milieudruk bepalen die onze planeet aankan en deze gelijk verdelen. ‘Milieugebruiksrechten’

moeten eerlijk worden verdeeld. Industrielanden die een groter deel van de mondiale milieuvervuiling

veroorzaken, moeten betalen aan ontwikkelingslanden die minder vervuilen, door te investeren in duurzame

productieprocessen in die landen. Op deze manier worden de ontwikkelingskansen van het zuiden gevrijwaard.

Water is een kostbaar goed, zelfs een basisrecht. Een mens kan gewoon niet zonder. Drinkbaar water wordt

schaarser en duurder. We moeten er zorgvuldig over waken dat water betaalbaar blijft voor iedereen.

In het innovatiebeleid moet milieutechnologie een prioriteit zijn. Zo bouwen onze bedrijven een

concurrentievoordeel op en staan we binnen tien jaar aan de top van de milieutechnologie.

2.8 Recht voor de dieren

 

sp.a streeft naar een samenleving die vrij is van misbruik, mishandeling en verwaarlozing van dieren. Respect

voor hun noden en behoeften, aangevuld met ethische reflectie en wetenschappelijke kennis, vormen de basis

voor een rechtvaardige omgang met de dieren. Dieren, die pijn en lijden kunnen ervaren, hebben als levende

wezens met gevoel en bewustzijn recht op een waardig bestaan en op menselijke bescherming. Voor sp.a is een

waardige omgang met dieren ook een kwestie van beschaving. De politieke vertaling van het bestrijden van

dierenleed en het streven naar de erkenning van dierenrechten is voor sp.a geen bijzaak maar een belangrijk

politiek thema.

 

Wij halen onze schouders niet op bij de vaststelling dat onthutsende aantallen dieren in onze

consumptiemaatschappij respectloos en ronduit slecht behandeld worden, als louter productiemiddelen of

koopwaren. De leefomstandigheden van miljoenen dieren in de intensieve kweek voor vlees en zuivel zijn

onaanvaardbaar voor sp.a. Dwangvoedering voor foie gras is dat evenzeer. Dieren uitsluitend of voornamelijk

kweken voor de bontproductie, is ethisch niet verdedigbaar. Het ongebreidelde verhandelen van

(gezelschaps)dieren is niet verenigbaar met de basisbehoeften van dieren. Economische factoren kunnen geen

argument zijn voor het met de voeten treden van de elementaire behoeften van dieren.

 

Een versterking van de wetgeving op het gebied van het dierenwelzijn is nodig en moet gepaard gaan met een

versterking van de middelen om de naleving af te dwingen. Basisrechten voor dieren moeten grondwettelijk

verankerd worden, ook in de Europese Grondwet. Representatieve verenigingen die opkomen voor dieren, moeten

dieren die het slachtoffer zijn of waren van mishandelingen volwaardig in rechte kunnen vertegenwoordigen en

zich in principe burgerlijke partij kunnen stellen. De gerechtelijke instanties moeten een effectief

vervolgingsbeleid voeren waaruit blijkt dat zij dit soort inbreuken ernstig nemen. Op lokaal niveau pleit sp.a voor

het aanstellen van een dierenpolitie.

 

sp.a wil dat het aantal dieren dat voor proeven gebruikt wordt, jaar na jaar stelselmatig vermindert. Dierproefvrije

onderzoeksmethoden moeten de regel worden. Dat betekent dat daar ook in belangrijke mate in geïnvesteerd

moet worden.

 

2.9 Mobiliteit en leefbaarheid verzoenen

 

De uitdagingen inzake mobiliteit zijn het wegwerken van mobiliteitsarmoede, CO2-uitstoot, verkeersonveiligheid

en files. Dat zal verregaande wijzigingen vergen. Een goede ruimtelijke ordening is noodzakelijk om nodeloze

verplaatsingen te vermijden. We streven naar een economische groei die niet automatisch meer transport vergt,

zeker niet per vrachtwagen.

Veel meer verplaatsingen moeten te voet of per fiets gebeuren. Ongeveer 15% van onze verplaatsingen gebeurt nu

per fiets. In Nederland is dat 25%. Dit moet ook ons streefdoel zijn. Daarom moeten onze steden zo ingericht

worden dat fietsen en wandelen aangenaam en veilig worden. In de steden krijgen de fietser en de wandelaar

voorrang op de individuele auto.

 

Er moet een massale verschuiving naar het openbaar vervoer komen. Dit veronderstelt belangrijke wijzigingen

qua prijs, aanbod en kwaliteit. Verplaatsingen die onvermijdelijk zijn naar school, opleidingen of werk, moeten

op termijn gratis worden als ze met het openbaar vervoer gebeuren. Voor woon-werkverkeer moeten de

werkgevers hun verantwoordelijkheid nemen. Autogebruik veel duurder maken zou te veel asociale gevolgen

opleveren, waardoor dit niet weerhouden wordt. Het openbaar vervoer moet bovendien sneller worden door het

beter op elkaar te laten aansluiten. De uitvoering van het decreet basismobiliteit is de komende jaren een

belangrijke troef om mobiliteitsarmoede tegen te gaan.

 

Vandaag gaat 75% van het vrachtvervoer over de weg, 12% gaat over het spoor en 13% via de binnenvaart. Over

tien jaar willen we dat 40% via het spoor en binnenvaart gaat en willen we het vrachtvervoer over de weg zoveel

mogelijk beperken tot korte afstanden. Daarom moeten we investeren in onze binnenvaart en onze spoorwegen.

We moeten niet enkel missing links van autowegen wegwerken maar ook deze in de binnenvaart en de

spoorwegen. De komende jaren moet voor elke euro die wordt geïnvesteerd in wegen 2 euro worden geïnvesteerd

in het spoor en de binnenvaart.

 

Mobiliteit moet milieuvriendelijker. Over 10 jaar mag het transport geen fijn stof meer uitstoten. De CO2-uitstoot

per gereden kilometer moet gehalveerd zijn.

Mobiliteit moet veilig zijn. Elke verkeersdode is er één te veel. Nul doden is het streefdoel. Speciale aandacht

gaat naar de voetganger en de fietser, intrinsiek de veiligste vervoermiddelen. Het gebrek aan verkeersopleiding

moet worden weggewerkt.

 

2.10 Duurzame en betaalbare energie

 

Voldoende en betaalbare energie voor iedereen is een basisdoelstelling van onze beweging. Onze

energievoorziening mag de behoeften van volgende generaties en de kwaliteit van ons leefmilieu niet in het

gedrang brengen en moet voldoende zeker zijn. Zo moeten we veel minder afhankelijk worden van uitputbare

energiebronnen en van energiebronnen uit regio’s die politiek onstabiel zijn.

 

We willen dat energie zo rationeel mogelijk wordt gebruikt. In het verleden was overheidsingrijpen noodzakelijk

om voldoende energieproductie te garanderen. Vandaag is fors overheidsingrijpen nodig om energiebesparing te

realiseren. Zonder overheidsstimulans blijft energiebesparing beperkt tot enkelen.

Kernenergie is geen duurzame energie. Onze doelstelling is dat we over 10 jaar een betrouwbaar plan voor de

uitstap uit kernenergie en een overstap naar duurzame energie effectief aan het uitvoeren zijn.

 

De organisatie van onze energie-infrastructuur moet ingrijpend veranderen. Vroeger werd een model uitgebouwd

met exclusieve aandacht voor grote centrales. In de toekomst moet de productie van elektriciteit en warmte meer

decentraal gebeuren: bedrijven moeten maximaal hun eigen energie opwekken via warmtekrachtkoppeling.

Gezinnen moeten zoveel mogelijk hun energie zelf kunnen produceren door beroep te doen op

microwarmtekrachtkoppeling, zonne- en windenergie. We moeten nu investeren in die ommekeer voor de

toekomst, o.a. door gericht wetenschappelijk onderzoek.

 

2.11 Volwaardig werk voor iedereen

 

Arbeid is één van de mogelijkheden om zich waar te maken in de maatschappij. Arbeid moet ook zorgen voor een

inkomen dat een goed leven toelaat. Daarom is het logisch dat onze eerste doelstelling werk voor iedereen is.

Werk wordt nu ongelijk verdeeld en vergoed: afkomst, opleiding, geslacht, leeftijd en fysieke kenmerken geven

aanleiding tot scherpe discriminatie. Iedereen reële kansen geven en werkgevers dit doen respecteren is

essentieel voor onze politieke actie.

 

Iedereen is verschillend maar niemand is minderwaardig. Het wegwerken van discriminatie houdt dan ook in dat

ieders vaardigheden of eigenschappen extra kansen krijgen. Diploma’s zijn niet de enige referenties. Door

gerichte opleiding binnen of buiten het bedrijf, door het erkennen van ervaring die men op de werkvloer of

daarbuiten heeft verworven, moeten ook de mensen zonder 'het juiste diploma' aan de bak komen. Bedrijven

moeten hierin ook ten volle hun maatschappelijke verantwoordelijkheid dragen door maximale opleidingskansen

te garanderen aan hun werknemers.

 

Werk voor iedereen betekent niet dat iedereen gedurende zijn hele loopbaan één en dezelfde job heeft. Het

betekent ook niet dat iedereen zijn hele loopbaan lang evenveel werkt. Mensen zullen in de toekomst vaak van

werk veranderen en periodes van werk afwisselen met periodes van zorg en zelfontplooiing. Daarom moeten de

bestaande stelsels (educatief verlof, tijdskrediet, loopbaanonderbreking, opleidingscheques...) in één systeem

geïntegreerd worden, en ondersteund door een sterk uitgebouwde loopbaanbegeleiding, ervaringsbewijzen en

andere maatregelen die toelaten dat mensen hun verworven competenties ook kunnen valorizeren.

 

Iedereen heeft recht op passend werk. Maar ook de plicht zich in te zetten om aan werk te geraken. De overheid

moet ofwel een passende job ofwel een passende opleiding aanbieden. Wie op geen van beide wil ingaan, heeft

geen recht op een uitkering.

 

2.12 Betaalbare en goede gezondheidszorg voor iedereen

 

De gezondheidszorg die we voor ogen hebben moet positief scoren op drie criteria: kwaliteit, toegankelijkheid en

betaalbaarheid. De gezondheidszorg moet dus zeer goed zijn, er moet een voldoende ruim aanbod zijn en alle

zorgen moeten voor iedereen betaalbaar zijn. De patiënt staat centraal in de gezondheidszorg, participeert en kan

klacht neerleggen bij een onafhankelijke ombuds. De zorg is transparant zodat de patiënt een bewuste keuze kan

maken wat betreft prijs en kwaliteit.

 

Gezondheidszorg van hoge kwaliteit moet voor iedereen gelijk toegankelijk zijn. De gezondheidszorg mag dus

geen deel van de vrije markt worden. Mensen moeten wel vrij kunnen kiezen waar en door wie ze zich laten

verzorgen. Door de keuzevrijheid van de goed geïnformeerde patiënt worden zorgaanbieders gestimuleerd om de

kwaliteit van onder meer hun infrastructuur, hun dienstverlening en hun onthaal te verbeteren. We willen, kortom,

wel kwaliteitsconcurrentie maar geen prijsconcurrentie, vrije keuze maar geen vrije markt.

 

sp.a wil een sociale gezondheidsrichtlijn. Die richtlijn moet ervoor zorgen dat inzake gezondheidszorg, de vrije

markt alleen speelt binnen de grenzen die nationale overheden opleggen. Staatssteun en beperkte mededinging

zijn in de gezondheidszorg geen vieze woorden.

 

Om voor iedereen de kwaliteit met de betaalbaarheid te verzoenen, is een hoge doelmatigheid van de uitgaven

prioritair. Door de stijgende uitgaven ten gevolge van de vergrijzing en het verruimd en beter aanbod, is dit

doelmatig gebruik van publieke middelen een speerpunt van onze politieke actie. Op het gebied van

betaalbaarheid van gezondheidszorg kiezen heel wat mensen voor “gezondheidsverzekeringen”. Die zijn voor

heel wat mensen een feit, maar gaan voorbij aan het solidariteitsprincipe. Ze mogen voor mensen met een

chronische ziekte of voor ex-patiënten niet langer onbetaalbaar en onbereikbaar zijn.

 

Op het gebied van de betaalbaarheid moet bijvoorbeeld de terugbetaling van implantaten verbreed worden . Dat

moet gepaard gaan met een veel strengere prijscontrole en de opname van implantaten in de maximumfactuur.

Supplementen moeten afgebouwd worden.

 

Verzorgen is goed, maar voorkomen is beter. Een gezondheidsbeleid moet dus ook preventief werken en daarbij

de sociale ongelijkheid wegwerken. Ziekte mag nooit tot armoede leiden.

De bijdrage voor de zorgverzekering moet inkomensgerelateerd zijn.

2.13 Na de loopbaan heeft iedereen recht op een goed pensioen

We willen een goed, sociaal en rechtvaardig pensioenstelsel voor iedereen. Het wettelijk pensioen vormt de basis

van elk goed en rechtvaardig pensioenstelsel.

 

Verbeteringen aan het pensioenstelsel moeten ervoor zorgen dat de verhouding tussen de gemiddelde

pensioenen en wat mensen gemiddeld verdiend hebben 70% bedraagt (uitgedrukt in verhouding tot het

gemiddelde loon van de laatste 5 jaar van de betrokken groep mensen). De pensioensberekening houdt

vanzelfsprekend rekening met de hele loopbaan en met de noodzakelijke gelijkstellingen voor periodes zonder

werk. Deze sociale doelstelling willen wij prioritair bereiken voor de groep met lage inkomens.

 

Er moet gestreefd worden naar een pensioen dat 70% bedraagt van het gemiddeld netto-inkomen van de 5

laatste jaar, zonodig gecorrigeerd door rechtvaardige gelijkstellingsregels. We willen dit prioritair bereiken voor

de lage inkomens. De inkomensgarantie voor ouderen (IGO) moet boven de armoedegrens blijven.

 

Het individueel pensioen zal bestaan uit een wettelijk pensioen en een aanvullend pensioen. Het is cruciaal dat

zoveel mogelijk mensen een aanvullend pensioen krijgen.

 

Uitkeringen waar mensen structureel van afhankelijk zijn, zoals pensioenen, ziekte- en invaliditeitsuitkeringen en

bestaansminima, moeten welvaartsvast zijn.

 

2.14 Sociale bescherming van zelfstandigen

 

Het verschil tussen arbeid als zelfstandige of loontrekkende is geen criterium om een verschillende sociale

bescherming te krijgen. We pleiten ervoor om de sociale bescherming voor zelfstandigen fors te verbeteren. We

willen zelfstandigen en werknemers stapsgewijs een gelijkaardig sociaal statuut bieden, aangepast aan de

economische situatie van de verschillende beroepsgroepen. Daarbij moet gestreefd worden naar uitkeringen die

altijd significant hoger liggen dan de sociale bijstandsuitkeringen.

 

2.15 Veiligheid is een basiszorg

 

Veiligheid is een basiszorg, die berust op een intense samenwerking tussen overheid en burgers en op respect

voor elkaar. Inzake onveiligheid worden we te vaak geconfronteerd met de arrogantie van de onmacht. De

overheid zegt dat ze de verzuchtingen van de burger begrijpt maar legt er zich bij neer dat ze niets kan doen.

Daarom willen we inzake veiligheid (zoals vroeger al met verkeersveiligheid) met concrete doelstellingen werken:

o.a. één van de doelstellingen is 50% minder inbraken binnen tien jaar.

 

Een economie die enkel de nadruk legt op competitiviteit en winst en daardoor mensen uit de boot duwt, zadelt

de gemeenschap op met een immens veiligheidsrisico. Daarnaast moeten we als socialistische partij een

duidelijk standpunt innemen t.a.v. wapenbezit en –productie. We pleiten voor de afbouw van elke vorm van

privaat wapenbezit en wapenproductie.

 

Veiligheid is een overheidstaak. Alleen zo garanderen we gelijke veiligheid voor iedereen en blijft het geweld-en

wapenmonopolie waar het hoort: bij de overheid.

 

Nieuwe technologieën zoals Buurtinformatienetwerken, DNA-bestanden, camera's, enz. moeten niet gevrees,

maar ten volle benut worden. Dit moet gepaard gaan met een goede wettelijke omkadering die deze nieuwe

middelen ondergeschikt maakt aan hun doel en dus daadwerkelijk de burger beschermt en niet aan zijn

fundamentele rechten raakt.

 

2.16 De b's van justitie

 

Een goed werkend gerecht moet begrijpbaar, bemiddelend, bekwaam, betaalbaar en betrouwbaar zijn. Dit

betekent onder meer dat de nadruk moet gelegd worden op degelijke en concrete informatie en op een

kwaliteitsvolle juridische eerstelijnsbijstand, in een door de overheid gestuurd systeem van rechtswinkels. De

inkomensgrenzen voor de kosteloze juridische tweedelijnsbijstand moeten voldoende hoog zijn om eenieder het

recht op juridische bijstand te garanderen. Advocaten moeten bovendien gebruik maken van een duidelijke en

transparante tariefstructuur.

 

Vooraleer het tot een juridisch gevecht komt, moet systematisch getracht worden om via bemiddeling tot een

oplossing te komen, waarbij de rechter een actieve rol speelt. Ook in strafzaken moet gewerkt worden via

bemiddeling. Eenmaal een procedure is ingezet, moet een redelijke termijn gerespecteerd worden: één jaar is

onze maximumgrens, 6 maanden is beter. Om de rechtszoekende nauwer te betrekken bij het gerecht, dienen

vonnissen en juridische documenten die bestemd zijn voor het publiek leesbaar en begrijpbaar te zijn. Ook het

onthaal en de communicatie moet veel beter.

 

Doordat het de veiligheid van eenieder aanbelang hechten veel mensen terecht belang aan ons

strafrechtssysteem. sp.a wil komen tot een strafrechtelijk systeem dat méér gericht is op efficiëntie, effectiviteit,

gerechtigheid en billijkheid. Hiertoe moet niet enkel ons strafvorderingsysteem, maar de hele gerechtelijke

organisatie gemoderniseerd worden. Wanneer iemand tot een gevangenisstraf veroordeeld wordt, is het

belangrijk dat tijdens de opsluiting ook een wettelijk kader van rechten en plichten bestaat.

2.17 Betaalbaar en kwaliteitsvol wonen voor iedereen

 

Iedereen heeft recht op een comfortabele, kwaliteitsvolle en betaalbare woning. Wij willen dat zoveel mogelijk

mensen hun eigen woning bezitten. Dat is de beste garantie om goed te wonen en de beste vorm van

pensioensparen. De betaalbaarheid van een eigen woning moet gerealiseerd worden door een fiscaal

rechtvaardige woonbonus en acties om de prijs van bouwgrond redelijk te houden.

 

De komende jaren richten we ons vooral op de prijs van bouwgrond. Grote eigenaars manipuleren de markt door

te speculeren met de gronden en drijven op die manier de prijs kunstmatig op. Bouwgrond moet onttrokken

worden aan het marktmechanisme zoals het nu werkt, of beter gezegd niet werkt. Ingrijpende en doeltreffende

overheidsmaatregelen moeten ervoor zorgen dat de prijs weer naar beneden gaat.

 

In de huursector moet het verschil tussen sociale en private huur verdwijnen. Voor beide sectoren mag de huur

niet méér bedragen dan een vierde van het inkomen. In de sociale huur moeten er voldoende garanties

(voldoende subsidiëring) komen voor een stabiele en redelijke basishuur. Voor de privé-markt willen we een

doeltreffend systeem van inkomensgerelateerde huursubsidies waarmee we de markt kunnen reguleren wat

betreft prijs en kwaliteit.

 

Voor woningen moeten productnormen gelden, kwaliteitsnormen waaraan voldaan moet worden om ze te

verkopen of te verhuren. We moeten verkrotting en leegstand kordaat en systematisch bestrijden. Dikwijls is een

goede sociale woning nog te duur. Als je inkomen vermindert, zou de huurprijs ook onmiddellijk moeten worden

aangepast.

 

2.18 Een betere democratie

 

Iedereen heeft gelijke rechten om mee te beslissen over onze samenleving. Maar niet iedereen heeft ook de kans

dat te doen. sp.a streeft naar gelijke kansen op het vlak van politieke en maatschappelijke participatie, en dus

naar de emancipatie van die groepen die er niet in slagen op eigen kracht mee te beslissen over de koers van

onze samenleving.

 

sp.a vindt dat er méér democratische participatie moet zijn in de economie. Dat kan door de

vakbondsvertegenwoordiging en het overleg te versterken, ook in kleine en middelgrote ondernemingen.

Daarnaast moet het stakingsrecht gevrijwaard blijven en moeten vakbondsafgevaardigden worden beschermd.

 

Ook andere belangenorganisaties zoals consumenten- en patiëntenorganisaties moeten inspraak krijgen.

Het middenveld is voor sp.a een cruciale partner. Aan de ene kant zorgt het middenveld voor warmte en

samenhang in de samenleving. Aan de andere kant is het middenveld ook de vertegenwoordiger van grote

groepen in de samenleving. Daarom is het een gepriviligieerde gesprekspartner die moet kunnen wegen op het

beleid.

 

Verschillende vormen van interactieve democratie moeten uitgeprobeerd worden. sp.a wil daarom

volksraadplegingen mogelijk maken op het niveau van het Vlaams Gewest. Politici moeten ook in dialoog gaan

met de mensen tijdens de beleidsvorming. De succesvolle vormen van deze interactieve democratie moeten

veralgemeend worden. sp.a zal hier het voortouw nemen. Politiek is te veel een zaak van hoger opgeleiden

geworden. sp.a moet nadenken over manieren om de politieke instellinen te democratiseren, zodat een betere,

grotere representativiteit gegarandeerd wordt.

 

3 Een open, progressieve beweging

 

sp.a is een partij met een lange geschiedenis. Dat geeft grote emotionele rijkdom, samenhorigheid en

engagement. Maar het leidt er ook toe dat de traditionele partijvorm een doel op zich wordt, een

vanzelfsprekende organisatie. Dit geldt a fortiori voor perioden waarin de partij gedurende lange tijd

onafgebroken aan de macht was, waardoor het gevaar dreigt dat ook regeringsdeelname als nagenoeg

vanzelfsprekend kan worden ervaren. Het is nodig dat patroon te doorbreken en de plaats en opdracht van de

partij opnieuw te definiëren. Uiteraard moet dit gebeuren in het kader van de maatschappelijke situatie en

evolutie in Vlaanderen. De tendens om zich terug te plooien op het eigen gelijk, op het eigen volk, op wat vroeger

bestond en daarom goed was, neemt toe. Progressieve mensen die een warme, duurzame, open en sociale

samenleving willen, kunnen zich daarom niet de luxe veroorloven in verdeelde slagorde op te treden.

 

sp.a moet een onderdeel van een bredere progressieve beweging zijn. In die bredere beweging komen niet alleen

de andere socialistische organisaties aan bod (vakbond, ziekenfonds, FOS, Curieus, animo, Zij-Kant ...) maar net

zo goed andere progressieve organisaties, verenigingen en politieke formaties. sp.a moet bereid zijn een

onderdeel van deze beweging te zijn en mag niet de pretentie hebben zich als die beweging zelf te beschouwen.

sp.a toont dan ook respect voor de onafhankelijkheid van deze organisaties. Dit geldt in de eerste plaats voor

allerlei vormen van actie voeren. sp.a moet in die acties een loyaal bondgenoot zijn van de verschillende actoren,

zonder zelf alles te willen leiden. Dat geldt ook voor de verkiezingen. sp.a moet duidelijk haar openheid bewijzen

en haar bereidheid bevestigen om te evolueren naar een open politieke groepering van progressieve mensen die

samen met anderen werken aan een open, humane, duurzame, sociale en warme samenleving.