WAPENSTILSTAND 11 NOVEMBER
2006
Voor velen was de Eerste Wereldoorlog
een synoniem voor Europa’s collectieve zelfmoord. De
strijdende partijen zagen hem als de oorlog die vlug gedaan zou zijn en die er
ook zou voor zorgen dat er voortaan geen oorlog meer zou komen. Bijna
een eeuw en vele bloedige confrontaties later, spreekt de Grote Oorlog nog
steeds tot de verbeelding niet in het minst omdat ’14-’18 de toetssteen is
geworden van het geweld dat in alle daaropvolgende botsingen gebruikt werd.
Ten eerste was de oorlog wat fysiek
geweld betreft zonder precedent : hoe kwam het dat miljoenen gewone mensen
meededen met dit extreme geweld ? Ten tweede leken de
betrokken landen in vervoering te zijn geraakt door een krachtige en
nationalistische houding ten aanzien van de vijand. Ten derde zorgden de bijna
10 miljoen doden voor een ongekende golf van smart die nooit helemaal zou
verdwijnen.
In de zomer van 1914 wilde het Duitse
Keizerrijk afrekenen met zijn twee belangrijkste concurrenten op het continent.
Jarenlang had de legerstaf gewerkt aan plannen om eerst Frankrijk binnen te
vallen en daarna Rusland aan te pakken. Om een frontale confrontatie met de
Franse verdedigingslinie te vermijden wilden de Duitsers met een omcirkelende
beweging door Luxemburg en België trekken. De troepen zouden dan het Franse
leger aan de Frans-Duitse grens in de rug kunnen aanvallen. Het pakte anders
uit. Tegen de verwachtingen in verzette dat kleine landje met zijn bescheiden
leger zich hardnekkig tegen de superieure aanvaller. Hoewel er tijdens WO I ook
gevochten is aan het Russisch front, in het
Midden-Oosten en in Afrika, zal hij vooral synoniem blijven met de uitputtende
loopgravenoorlog aan het westelijk front met de grote veldslagen aan de Somme,
bij Ieper en bij Verdun.
“We waren allemaal radertjes in een
grote machine die soms naar voren rolde, niemand wist
waarheen, soms naar achteren, niemand wist waarom” is een uitspraak van een
oud-strijder die mij is bijgebleven.
Met het verdwijnen van de laatste
oud-strijders van de Eerste Wereldoorlog lijken ook de laatste ooggetuigen
voorgoed verloren.
Toch is er nog één getuige met een verbijsterend verhaal. Een stilzwijgende
maar tegelijk veelzeggende getuige en dat is het frontlandschap. De naoorlogse
monumenten en begraafplaatsen spreken wat dat betreft boekdelen. Achter de
littekens in het landschap gaan nog heel wat ongeschreven hoofdstukken schuil.
Wie vandaag door Ieper loopt kan niet
ontsnappen aan het oorlogsverleden van de stad. Twee van haar bekendste
bouwwerken, de Menenpoort en de Lakenhallen, zijn de spil geworden van een heus
oorlogstoerisme. Iedere dag wordt aan de Menenpoort de Last Post gespeeld, ter
ere van de vele – vooral Britse – slachtoffers die tijdens de Eerste
Wereldoorlog in de streek rond Ieper hun leven lieten.
In de Lakenhallen is sedert
april 1988 het In Flanders Museum ondergebracht. Het was van bij de aanvang een
groot succes. Jaarlijks bezoeken gemiddeld 200 000
bezoekers het museum. Men is er dan ook in geslaagd een indrukwekkend beeld op
te hangen van de Grote Oorlog en elke bezoeker wordt op een bijzondere wijze
persoonlijk betrokken bij de Eerste Wereldoorlog.
De boodschap van wereldwijde vrede wordt
sterk uitgedragen door het museum. Is deze boodschap moraliserend
? Misschien, maar ten eerste moet men bedenken dat het uitdragen van de
vredesboodschap op zich niet moraliserend kan zijn en ten tweede moet men toch
toegeven dat als er al een stad is die zich met recht en rede als vredesapostel
manifesteert het dan toch wel Ieper is. Alleen al tijdens de slag van
Passendale, dat was in de zomer van 1917, stierven een
half miljoen mensen door vijandelijk vuur of door verdrinking in de
West-Vlaamse modder om uiteindelijk 2 morzels grond te veroveren. Na de vaak
zinloze veldslagen en de talloze verwoestingen herrees de westhoek uit zijn as.
Vandaag wil de Westhoek met zijn musea, de talloze militaire begraafplaatsen,
oorlogsmonumenten en sites een vredesboodschap uitdragen over de hele wereld.
In Compiègne, in de buurt van Parijs, staat nog steeds de tuinwagon op de rails
waar op 11 november 1918 de Duitsers, Engelsen en Fransen een Wapenstilstand
afsloten. Sedertdien herdenken we op 11 november het
einde van de beide wereldoorlogen.
Vijfentwintig jaar na het einde van de
Tweede Wereldoorlog ging op 11 november om 11 uur ook de eerste 11.11.11.-campagne van start. Jaar na jaar wordt actie gevoerd om de
kansen op wereldvrede te verhogen door de uitbuiting van het Zuiden door het
Noorden te verminderen, en dit door middel van het financieren van
kleinschalige projecten. En voor de eerste keer in de geschiedenis bestaat er
nu een wereldwijd engagement om op relatief korte termijn de armoede en het
onrecht fors terug te dringen. De vertegenwoordigers van 191 lidstaten van de
Verenigde Naties ondertekenden immers de zogeheten millenniumdoelstellingen. De
eerste en de belangrijkste doelstelling is om tegen 2015 de honger te halveren.
Van de 840 miljoen mensen die honger lijden wonen er 800 miljoen in de meest
ontwikkelde landen. Het verband tussen armoede en honger is hier wel duidelijk.
Een verrassende vaststelling is dat
honger vooral een fenomeen is van het platteland. Het gaat vooral om arme
kleine boeren of slecht betaalde handarbeiders.
Een tweede verrassende vaststelling is
dat er op wereldschaal geen gebrek is aan voedsel. De wereldbevolking is sinds
1950 toegenomen met factor 2,4. In dezelfde periode steeg de voedselproductie
met factor 2,6. Er is dus voedsel genoeg om iedereen een voldoende en
evenwichtige dagelijkse voeding te bezorgen.
In Vlaanderen bundelen 90 organisaties
en 375 vrijwilligerscomités de krachten en zetten zich in voor één gezamenlijk doel : een rechtvaardige wereld zonder honger. Dat is
hetzelfde als een wereld zonder oorlog en zonder armoede. Ik heb er altijd al
in geloofd dat een bijdrage aan 11.11.11., hoe klein
ook, geen druppel op een hete plaat is, maar kansen geeft aan mannen, vrouwen
en kinderen op een beter leven.
Met dezelfde overtuiging ben ik in
lengte van jaren met een collectebus van deur tot deur gegaan. Met dezelfde
overtuiging zeg ik dat de toekomst niet datgene is wat zal gebeuren, maar wel
datgene wat wij er zelf van maken. Behalve voor elkander
moeten wij ook beter zorg dragen voor de wereld waarin wij leven. Wat dat
betreft heeft de film “An inconvenient truth” van Al Gore de Westerse wereld
wel met de neus op de feiten gedrukt. We moeten met z’n
allen de strijd aangaan tegen onder meer de uitstoot van CO² als we niet willen
dat de wereld waarin wij leven naar de verdoemenis gaat. En al zal het
misschien allemaal zo’n vaart niet lopen, toch is het
hard nodig om de machtshebbers van de grote landen te overtuigen van het belang
en de noodzaak van het halen van de Kyoto-norm. Het is goed op een dag als 11
november te beseffen dat de wereldvrede niet enkel of alleen bedreigd wordt
door atoomwapens of oorlog.
Patrick De Smedt,
Schepen