SOCIALISTISCHE BEWEGING

 

OPEN BRIEF  PATRICK JANSSENS 13 JANUARI 2001

 

 

 

Antwerpen, 13 januari 2001

 

Beste,

 

Wat mij gedurende mijn eerste jaar als voorzitter enorm heeft getroffen is dat de SP nog altijd hevige emoties losmaakt. De partij wekt felle gevoelens op hij de eigen leden en de kiezers. Dat ligt voor de hand. Maar ze doet dat ook hij mensen die niets met de partij te maken hebben.

De emotie rond de partij heeft ongetwijfeld te maken met de geschiedenis van het socialisme en met de offers die velen brachten - dikwijls de ouders en de grootouders van de leden van vandaag. Zij streden met succes voor hun idealen: het algemeen stemrecht, de achturendag, het wettelijk pensioen. Ik noem maar een paar van de verwezenlijkingen, waarvan wij vandaag nog altijd de vruchten plukken.

Maar de SP wekt ook negatieve gevoelens op. Veel mensen zijn ontgoocheld. Ontgoocheld over de verkiezingsuitslagen, over een of ander onverdedigbaar compromis. Teleurgesteld over het carrièrisme van sommigen. Er waren de affaires... De emotie rond de SP heeft dus ook te maken met de stille vrees dat de partij de aftakeling niet zal kunnen keren en uiteindelijk ten onder zal gaan. Maar er is gelukkig nog een ander, veel sterker gevoelen. Er is de vaste hoop hij velen dat de partij een toekomst heeft en zich kan herstellen van wat haar het voorbije decennium is overkomen.

Bovenal hebben die emoties te maken met de hasiswaarde van het socialisme, met onze reden van bestaan, Liet is mijn diepe overtuiging dat het socialisme steunt op oprechte verontwaardiging. Verontwaardiging over de grote, al te grote, vormen van sociale ongelijkheid. Toen ik voorzitter werd. schreef ik in mijn intentieverklaring: Het socialisme waar ik in geloof staat voor het streven naar een samenleving waarin iedereen dezelfde kansen krijgt om zichzelf waar te maken. Sindsdien hebben velen mij over deze omschrijving van het socialisme aangesproken. Mensen van binnen en buiten de partij.

Het afgelopen jaar heb ik erg veel partijleden in de afdelingen ontmoet. Ik herinner me nog goed een ontmoeting met één van hen. Hij vond dat ik het socialisme wel heel eigenzinnig definieerde. Volgens hem stond het socialisme immers voor de organisatie van een economie in functie van de behoeften van de mens. liet ging voor hem over de rol van de overheid en van collectieve organisaties in de economie.

Deze en nogal wat andere gelijkgezinden van onze partijbasis. kregen steun uit onverwachte maar misschien niet onverdachte hoek. Ook een gerespecteerd commentaarschrijver van een liberale krant bestempelde mij als een soort verrader van het socialisme, omdat ik niet vertrok van de rol die de overheid in de samenleving zou moeten spelen.

 

Nu heb ik het afgelopen jaar geleerd om niet te snel onder de indruk te zijn van een artikel in de pers. En ik ben ook al niet van de kook als een liberale krant mij zegt wat de zuivere socialistische leer zou moeten zijn. Maar als er gedurende een jaar gelijkaardige commentaren komen van binnen en buiten de partij, begint de twijfel stilaan te knagen.

Tot mijn genoegen kreeg ik onlangs opnieuw een tekst van Hendrik De Man onder ogen, een tekst uit een onverdachte periode. En wat las ik? “Het socialisme is een streven naar een maatschappelijke orde waarin iedereen gelijke rechten heeft”. Ook De Man vond, toen, de doelstellingen van het socialisme belangrijker dan de middelen.

 

D e vraag die we ons moeten stellen is dan ook: wat wilden sociaal-democraten vroeger en wat willen sociaal-democraten vandaag realiseren? Of om te beginnen: waarom waren mensen de vorige eeuwen zo gek om hun leven lettererlijk op het spel te zetten voor ons gedachtegoed? Ik denk dat het antwoord dicht in de buurt komt van mijn definitie van het socialisme: omdat die mensen ook toen gedreven werden door hetzelfde socialistische ideaal. Omdat ook zij vertrokken van de eenvoudige maar alomvattende basisidee dat iedere mens evenveel waard is, ongeacht zijn afkomst.

Toen waren en vandaag zijn sociaal-democraten verontwaardigd. Verontwaardigd omdat de ene mens talloos minder kansen krijgt dan de andere. De kansen die iemand krijgt, hangen grotendeels af van het sociaal milieu waarin hij geboren is. Is het een meisje, is het een jongen? Is het in Togo of Monaco, in Sint-Martens-Latem of in een achterbuurt. Zijn vader of moeder advocaat of werkloos? Is het kind blank of zwart? Die ongelijkheid willen wij niet aanvaarden. Vroeger niet, vandaag niet. Sociaal-democraten zijn verontwaardigd omdat er iets, of zelfs heel veel, niet juist is in deze wereld.

Met andere woorden: de beweegreden is vandaag dezelfde als twintig, vijftig of honderd jaar geleden. Het is niet de motivatie die veranderd is. Het is de wereld die is geëvolueerd. Vroeger was de wereld akelig eenvoudig. Er was het kapitaal aan de ene kant, de arbeid aan de andere kant. Er waren hoge heren en kleine lui, bazen en knechten. Er waren burgers en er was het proletariaat. Iedereen zag de schrijnende ongelijkheden. Ze vormden een onderdeel van het dagelijks leven.

Honderd jaar geleden kon een socialistische partij niet anders dan een arbeiderspartij zijn. Wie opkwam voor gelijke kansen, kwam op voor de kleine man en dus voor de arbeiders. De arbeiders vormden het grootste deel van de bevolking, maar ze werden uitgebuit en miskend. De wereld zat, ik zei het al, eenvoudig in elkaar.

Vandaag liggen de kaarten moeilijker. De maatschappij is niet langer te vatten in een eenvoudige tweedeling “arbeid versus kapitaal” of “patroons versus werkvolk”. In een complexe maatschappij vertrekt een moderne progressieve partij niet van één doelgroep van arbeiders, ambtenaren, bedienden en gepensioneerden. Ze vertrekt van wat ze wil realiseren. Als we dat doen, bereiken we bovenop onze klassieke achterban weer nieuwe mensen. Want waarom zou een kaderlid, een zelfstandige of een moderne ondernemer per definitie afkerig zijn van onze strijd tegen sociale ongelijkheid?

Alleen ogenschijnlijk is de sociale ongelijkheid de wereld uit. De grote, meest zichtbare en eenvoudige tweedeling van vandaag is die van de ongelijkheid tussen het rijke Noorden en het

arme Zuiden. U kent de beelden van de overdadige, soms decadente welvaart van een minderheid. U kent ook de beelden van de vreselijke ellende in de arme landen. De globalisering biedt ongeziene kansen voor de wereld, maar de kansen zijn niet voor iedereen gelijk. Erger nog. De jongste dertig jaar werden de arme landen armer, en de rijke rijker.

 

W e moeten als sociaal-democraten meer waardering opbrengen voor het vrijwilligerswerk. We maakten en maken er ons te gemakkelijk van af door alle vrijwilligerswerk af te doen als ouderwets, paternalistisch en caritatief. Maar waarom zou dat zo moeten zijn? Is een groot deel van het succes van een vakbond of een partij ook niet het werk van vrijwilligers? Waarom zouden vrijwilligers in de welzijnssector geen waardevolle aanvulling vormen op wat de overheid doet? Of vinden we echt dat de overheid het vandaag overal en altijd zo goed doet? Het is in ieder geval bekend dat nieuwe behoeften in veel gevallen eerst door het vrijwilligerswerk worden opgemerkt en opgevangen.

Ook in sommige dossiers van de sociale zekerheid hebben we ons beperkt tot het verdedigen van wat bestond. Ook vakbonden en ziekenfondsen waren in dat bedje ziek. Lange tijd was het ook in progressieve milieus bon ton om minachtend te doen over deze grote organisaties. Ze behoorden tot een verfoeide zuil, ze waren gesloten, ze waren veelal niet mee met hun tijd. Dat was niet eens onjuist.

Vandaag pleit ik voor een bevoorrechte maar niet exclusieve relatie met onze vakbond en ons ziekenfonds. Ook van hen mogen we verwachten dat ze vertrekken van sociaal-democratische uitgangspunten en de strijd tegen de sociale ongelijkheid vooropstellen. Het ziekenfonds moet met de bijkomende verzekering sociale en niet alleen mercantiele doeleinden nastreven. De vakbond moet de sociale onrechtvaardigheid zien in het ongelijke statuut van arbeiders en bedienden.

In die zin vind ik de denkoefening die we nu durven te maken, erg interessant: hoe kunnen we de middelen van de sociale zekerheid gebruiken om mensen meer kansen te geven in plaats van ze schadeloos te stellen voor de gemiste kansen.

Tegenover kansen staan verantwoordelijkheden. Een opleidingsplicht voor werklozen mag in tijden van hoogconjunctuur voor sociaal-democraten geen taboe meer zijn. Op voorwaarde tenminste dat dit niet tot een dubbele frustratie leidt. Een eerste frustratie omwille van de verplichting. Een tweede frustratie omdat wie de opleiding heeft gevolgd, toch geen job kan vinden.

In dezelfde zin moet een verplichte cursus Nederlands voor nieuwkomers, voor sociaal-democraten veeleer een evidentie zijn dan een taboe. Hoe kunnen we mensen die onze taal niet spreken, gelijke kansen bieden? Ook deze verplichting heeft gevolgen: het cursusaanbod moet voldoende zijn en we moeten de discriminatie van nieuwkomers blijven bestrijden.

Geen partij in Vlaanderen is zoveel met het geloof bezig als de SP. Niet omdat we zo gelovig zijn. Dat niet. Wel omdat we denken dat wie geen lid is van de SP en godbetert ook nog christelijk is, zijn godsdienst op dezelfde manier beleeft als een halve eeuw geleden. Ik was bijzonder gecharmeerd door de open brief waarin de christelijke jeugdbewegingen schreven dat ook de paus iets van hen kan leren. Misschien kunnen wij als partij ook iets van deze openheid opsteken.

Het is niet belangrijk vanuit welke levensbeschouwelijke overtuiging of achtergrond iemand aansluit bij het sociaal-democratische gedachtegoed. Iedereen die wil opkomen tegen sociale ongelijkheid zou één van ons moeten zijn. Elke Organisatie die ijvert voor grotere rechtvaardigheid en solidariteit moet een bevriende organisatie zijn. Los van de levensbeschouwelijke achtergrond.

Ik was onder de indruk van de manier waarop de populaire Portugese premier Antonio Guttierez vorig jaar in Brussel de vergadering van de socialistische Internationale leidde. Als Vlaamse socialist verwonderde het me dat hij praktiserend katholiek is. Maar waarom eigenlijk? Waarom zou ook in Vlaanderen een sociaal democratische partij geen praktiserende eerste minister kunnen leveren?

Het afgelopen jaar heb ik het in en buiten de SP dikwijls over de toekomst van de partij gehad. Veel van wat ik in deze brief heb gebundeld, kwam daar ter sprake. Een van de meest weerkerende opmerkingen in de gesprekken was: ‘Is uw streven naar gelijke kansen dan zo uniek voor de SP?”. Zijn de andere politieke partijen dan niet voor gelijke kansen en grotere sociale gelijkheid?

Het is tekenend voor de situatie van de SP dat deze vragen moeten worden gesteld. We zijn immers de enige partij die is geboren uit verontwaardiging over de sociale ongelijkheid en de onrechtvaardigheid van een samenleving die niet iedereen gelijke kansen biedt. Geen enkele andere partij kan dat zeggen. Dat we dit in de loop der jaren vergeten zijn, is betreurenswaardig. Dat anderen het vervolgens ook vergeten zijn, is niet hun, maar uitsluitend onze verantwoordelijkheid. We kunnen uit deze vaak gestelde vraag nog een ander besluit trekken: er zitten in andere partijen en bewegingen nogal wat mensen die onze basiswaarden delen, maar zich niet in onze partij herkennen.

Toen ik de overstap maakte naar de politiek, waarschuwden velen mij. Ik zou in het meest competitieve van alle vakken terechtkomen. En inderdaad, ik heb het voorbije jaar vastgesteld dat politici veel energie steken in het vliegen afvangen van concurrenten. En hoe dichter politici bij elkaar staan, hoe groter die drang. Het baart me zorgen dat we er zo moeilijk in slagen om over de partijgrenzen heen de krachten te bundelen. Hoeveel meer zouden we niet kunnen realiseren als we de handen in mekaar zouden slaan in plaats van mekaar voortdurend stokken in de wielen te steken?

Politici hebben het moeilijk om de partijgrenzen te overstijgen. Ze hebben het ook moeilijk om samen te werken met wie niet partijpolitiek is gebonden. Actiegroepen worden te weinig als bondgenoten en te veel als tegenstanders beschouwd. Maar waarom zouden we niet samen denken hoe we beter kunnen samenwerken?

Wellicht bent u het eens met een deel van mijn verhaal. En wellicht vindt u dat er nog te veel blinde vlekken zijn. U heeft gelijk. De zorg voor een gezond leefmilieu en een leefbare omgeving in alle delen van de wereld moet voor sociaal-democraten een prioritair strijdpunt zijn, maar kon ik hier onvoldoende behandelen. Het is maar één van de blinde vlekken in deze brief. Ik wil het nog even over een andere hebben.

Door alles te herleiden tot ongelijkheid en verdeling gaan we voorbij aan w er moet worden verdeeld. Gelijke kansen in het onderwijs gaan voorbij aan de kwaliteit van het onderwijs. Gelijke kansen op gezondheid gaan voorbij aan de kwaliteit van de gezondheidszorg, Gelijke politieke participatie zegt nog niets over de kwaliteit van die participatie. Gelijke kansen op mobiliteit zeggen niets over de vraag waar we welke mobiliteit wensen. Het is maar het begin van een lijst die erg lang zou kunnen worden.

Ongetwijfeld hebt u over dit verhaal uw bedenkingen. Mogelijk hebt u vanuit uw achtergrond en ervaring over sommige aspecten dieper nagedacht dan ikzelf. Ik heb de wijsheid niet in pacht en deze brief is geen uitnodiging om het over alles met me eens te zijn. Liever niet. Laat deze brief een uitnodiging zijn voor een boeiende discussie over wat ons bindt en scheidt. Met als uitgangspunt dat wat altijd de drijfveer moet zijn voor sociaal-democraten: oprechte verontwaardiging over alle vormen van sociale ongelijkheid. Aarzel dus niet, maar reageer, via onze website, of schrijf me gewoon.

 

Met vriendelijke groeten,

 

PatrickJanssens

 

8 N.B. Deze brief geeft mijn mening weer, en is geen bundeling van officiële partijstandpunten.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Terug naar boven…