OPENINGSTOESPRAAK 28 MAART 1997
Geachte collega's van de Gemeenteraad en het College,
Mijnheer de voorzitter en medewerkers,
Dames en heren exposanten,
Dames en heren van de pers,
Dames en heren,
Wij zijn toe aan de 16e editie van Infobouw, in Aalst steevast Infobo genoemd naar de gelijknamige VZW die de beurs organiseert met medewerking van het stadsbestuur. Gaandeweg is deze bouwbeurs uitgegroeid tot een begrip en niet te missen evenement voor alle bouwlustigen in Aalst en ver daarbuiten.
Het feit dat de oude zaal van de Keizershallen niet meer kon of mocht gebruikt worden, zorgde aanvankelijk voor de nodige problemen maar bleek uiteindelijk de stimulans om het nog beter te doen. Onvermijdelijk ging hiermee een totale herindeling en herschikking gepaard. Het geheel oogt nieuwer en groter.
120 exposanten staan klaar om de meest uiteenlopende producten en diensten voor te stellen aan het bouwlustig publiek. Ondanks de neerwaartse trend van beursbezoeken in het algemeen en ondanks de economische crisis is deze bouwbeurs er in geslaagd het bezoekersaantal gestadig te doen toenemen, waarbij het relatief aandeel van het jeugdig publiek van jaar tot jaar groter is geworden.
In de persnota die verspreid is wordt gemikt op 30.000 bezoekers. Volgens de organisatoren ambitieus maar haalbaar.
Dames en heren,
Bouwen is voor veel mensen de belangrijkste investering van hun leven, waar veel komt bij kijken. De huidige gunstige evolutie in de particuliere woningbouw wordt grotendeels bepaald door het hypothecair rentepeil en de bouwkosten.
De rentevoeten vandaag zijn bijzonder aantrekkelijk. De verwachte stijging van de lange termijnrente, die normaal gesproken tijdelijk zal zijn en ten hoogste 1% bedragen, zou de kandidaat-ontleners er moeten toe aanzetten om nu van het huidige rentepeil te profiteren. Speculeren op nieuwe rentedalingen, die hoe dan ook slechts miniem kunnen zijn, is niet echt aangewezen. In deze omstandigheden is de maandelijkse afbetaling van een hypothecaire lening vergelijkbaar met een huurprijs en kan in een aantal gevallen zelfs lager liggen.
De bouwprijzen blijven in verhouding gematigd. De Abex-index van de prijzen in de woningbouw is in 1996 globaal genomen stabiel gebleven. De bouw van de eengezinswoningen kost tussen de 25 en 30.000,-fr per m². Sommige aannemers bieden al woningen aan tegen 30.000,-fr/m² BTW inbegrepen. Het gemiddelde BTW tarief, bijvoorbeeld op een woning van 4,5 miljoen frank bedraagt momenteel 17% in plaats van 21%, dank zij het tarief van 12% op de eerste schijf van 2 miljoen.
Uit de eerste aanwijzingen blijkt dat ook de vastgoedmarkt mee profiteert van de lage hypothecaire rentevoeten. In 1996 vonden in Vlaanderen zo'n 130.000 gronden een nieuwe eigenaar. En dan heb ik het enkel over de verkoop van gronden en niet over huurovereenkomsten van meer dan negen jaar, het vestigen van een erfpacht of opstalrechten en andere vormen van overdracht. Cijfers tonen ook aan dat in 4/5 van de Belgische arrondissementen een bouwgrond kan gevonden worden voor minder dan 750.000,-fr.
Inzake loonkosten is de bouw kwetsbaar omdat hij van alle industriële sectoren veruit het meest arbeidsintensief is. De personeelskosten maken 80% uit van de toegevoegde waarde, tegen gemiddeld 63% voor de andere sectoren. Om die handicap weg te werken heeft de bouw overal waar mogelijk productiviteitswinst moeten zoeken.
De sector wordt daarbij geholpen door het op de markt verschijnen van nieuwe materialen en technieken, verdere automatisering, de prefabricage van steeds grotere elementen die op de bouwplaats gemonteerd kunnen worden enzovoorts...
Zoals de zaken er nu voorstaan kunnen wij hieruit concluderen dat de Vlaamse woningbouwsector langzaam van een zware crisis herstelt. De bedrijven zullen de nadruk leggen op " langzaam " en er op wijzen dat het netto-rendement door de hoge sociale lasten te laag blijft. Het gevolg daarvan is banenverlies, terwijl meerdere studies aantonen dat de bouw qua tewerkstelling gevoeliger is voor een verlaging van de sociale lasten dan andere sectoren.
Bovendien is de bouw nog vrijwel de enige sector die de arbeidsuitstoot van handenarbeid uit de industrie kan opvangen.
Hoe dan ook, dames en heren, moeten wij tot het inzicht komen dat een activiteitsstijging in de bouw of anders gezegd een toenemende vraag het gevolg is van factoren die op mekaar inwerken : het hypothecair rentepeil, de bouwkosten, het BTW tarief, de huurprijzen, de vastgoedfiscaliteit en de sociale lasten. Het is eveneens bekend dat de bouwsector daarnaast aandringt op een herziening van het vergunningsbesluit van 6 februari 1971
omwille van de huidige massale administratieve vertragingen die bouwaanvraagdossiers ingediend bij de Vlaamse administratie voor Ruimtelijk Ordening, oplopen.
Ten slotte, dames en heren, is het misschien toch wel interessant om bij deze gelegenheid iets te vernemen over de in de markt momenteel aanwezige trends.
Als we mogen voortgaan op de jaarlijkse enquête van "Verstandig bouwen en renoveren" steken de Vlamingen iets minder zelf de handen uit de mouwen dan een jaar geleden.
Een tweede vaststelling is dat de fermette nu voorgoed op de terugweg lijkt. Er wordt in alle provincies minder rustiek gebouwd. Dat gaat gepaard met een flinke achteruitgang van hout als materiaal voor binnen-en buitenschrijnwerk. Ook de vaststelling dat platte daken meer in trek zijn dan zadeldaken - je ziet trouwens steeds vaker een combinatie van beide - is een bijkomende indicatie van de moderne stijl.
Wat de verwarming betreft gaan verwarmingselementen er opnieuw sterk op vooruit, terwijl elektriciteit en stookolie als energiebron terrein verliezen t.o.v. aardgas.
De nieuwste trends vormen als het ware een tegenpool. Enerzijds zit de domotika met o.a. gesofistikeerde keuken- en badkamerinstallaties in de lift. Anderzijds lijkt het zogenaamd bio-ecologisch bouwen langzaam maar zeker het geitenwollensokken stadium te ontgroeien.
Zo wint het gebruik van leem, recycleerbare isolatiematerialen en alternatieve energievormen aan belang. Mede door de hogere kosten blijft bio-ecologisch bouwen in het geheel van de activiteiten voorlopig een marginaal verschijnsel. Gericht op de toekomst is de idee van een woning als op natuurlijke wijze afbreekbaar product erg aantrekkelijk, gelet op het gunstig milieu-effect en de steeds schaarser wordende ruimte.
Tot slot, dames en heren, vestig ik graag uw aandacht op enkele van de belangrijkste bijkomende activiteiten van Infobouw.
In het voorgebouw van de Keizershallen, op de eerste verdieping, loopt samen met de beurs de tentoonstelling "Lijn en Kleur". Zes kunstenaars stellen er hun werken tentoon.
Op 12 en 13 april vindt in het kasteel De Rozerie op de Brusselsesteenweg de prachtige Tuin-Expo plaats, die dan op 26 en 27 april ook nog eens zal te zien zijn in het domein Breivelde te Grotenberge bij Zottegem. In de schaduw van het grote beursevenement groeide ook al een traditie inzake humanitaire hulpacties.
Voor de 2de keer steunt Infobo de dienst nazorg van het Don Bosco-instituut. Deze dienst volgt schoolverlaters en helpt hen om in het arbeidscircuit aan de slag te kunnen.
Rest mij om te eindigen nog de organisatoren nu al te feliciteren met de vernieuwde aanpak en de positieve reactie op de gewijzigde omstandigheden. Ik hoop dan ook dat de voorzitter Hubert Vinck, bestuur en medewerkers van Infobo evenals alle exposanten met deze 16e editie het succes van de vorige zullen evenaren en zelfs overtreffen.
Het is voor mij een eer en een genoegen "Infobouw 1997" officieel voor geopend te verklaren.
Dank u wel.
Patrick DE SMEDT
Schepen van Openbare Werken,
Patrimonium en Huisvesting.
KAMPIOENENDAG VRIJETIJDSSECTIE VINKENIERS 1989
FEESTZAAL
STADHUIS OP 7 OKTOBER 1989
Dames en heren,
Het overkomt me gelukkig nog steeds dat
mij gevraagd wordt iets te zeggen over een onderwerp waar ik een volslagen leek
in ben. In de mate dat zich dat voordoet geeft men zich terdege rekenschap van
zijn beperkte kennis. Daar staat tegenover dat de kennismaking met een bepaald
onderwerp soms een openbaring is, in die zin dat je nooit gedacht had dat er
zoveel kwam bij kijken.
In functie van deze huldiging kon ik in
mijn geval twee dingen doen. Een boek lezen over het onderwerp of iemand van
het vak om uitleg te vragen. Beide zijn leerrijk, maar praten over vinkenzetten
met een doorwinterde vinkenier is natuurlijk veel boeiender.
De literatuur leert ons dat men in de
ornithologie ongeveer 700 soorten kleine, kwieke vogeltjes onderscheidt die men
vinken noemt. De wildvogels zijn zo'n slordige dertig
miljoen jaar oud, dat wil zeggen net iets jonger dan de fazanten en de duiven.
Naarmate er meer zaaddragende planten verschenen nam ook het aantal vinken toe.
De verdere ontwikkeling van vinkachtigen houdt
gelijke tred met het ontstaan van allerlei grassoorten. Buiten het Poolgebied
was het voor de vinken mogelijk zich op grote schaal te verspreiden en zich
bovendien verrassend snel verder te ontwikkelen en aan te passen. Tot daar de
boekenwijsheid.
Paul VAN SINAY,
voorzitter van de 10 Groot-Aalsterse Vinkeniersverenigingen die zowat 600 leden tellen en ook
gewestelijk voorzitter in het kader van VIMIBEL (Vinkeniers Midden-België),
was zo vriendelijk een tipje van de sluier op te lichten. Het is mij nu duidelijk
dat een vinkenier iemand is die met hart en ziel verknocht is aan zijn hobby en
er ook graag en met liefde over praat.
Zo kwam ik onder andere te weten dat
tot de familie ook de sijsjes, gorzen en wevers behoren, maar dat het
vinkenzetten voornamelijk met botvinken gebeurt. Ik werd bij wijze van spreken
overstelpt met tal van wetensvaardigheden, te veel om op te noemen. Dank zij uw
voorzitter heb ik nu toch wel een beter inzicht in het
verloop van een vinkenzetting. Ik kwam aardig wat te weten over de betekenis
van de jaarlijkse bevoorrading, het ringen en het verband met de bescherming
van de wildsoort, de bijna onoverkomelijke problemen bij het kweken, de
betekenis van het kooien en het voorbereiden van de vogels op de wedstrijden,
het verschil tussen AVIBO (n.v.d.r. Algemene Vinkeniersbond Nationaal) en VIMIBEL (Vinkeniers Midden-België), de betekenis van het aanstrepen op de
regel, de criteria waaraan een lied moet voldoen met voorzang, tussenzang en
slotzang om geldig te zijn, en nog zoveel meer.
Ik weet nu wat een putter is (n.v.d.r. = distelvink), in de "reke"
zetten, wat een Fransman is, een vogel die op "Courant" zit, het
verschil tussen assen en kleine vogels, het vóórzetten van "den boek"
en dies meer.
Ik kwam ook te weten hoe het nu
eigenlijk zat met het branden van de ogen, iets waar ik als kind al van had
gehoord en ook hoe moeilijk het soms kan zijn, hoeveel geduld het vraagt en
hoeveel jaren het kan duren alvorens een zanger op zijn best presteert.
Dames en heren, ik zei het al : de praktijk brengt veel meer bij dan de theorie. Het
besef dat er meer nodig is om van mij een volleerd
vinkenier te maken is nadrukkelijk aanwezig. Niettemin heb ik het voor mezelf
een verrijking gevonden om op deze wijze te mogen kennismaken met een
liefhebberij die in Groot-Aalst alleen al zo maar
eventjes 600 leden blijft boeien.
De Kampioenendag bestaat reeds vele jaren. Wij mogen dus eigenlijk al spreken van een
traditie. Dit initiatief van de Adviesraad voor Vrijetijdsbesteding brengt
hulde aan 4 x 10 kampioenen in de reeksen assen, Koningen assen, promotie en
vrijetijdszettingen.
Dus veertig maal gelukgewenst aan de
Kampioenen, ook namens het College van Burgemeester en Schepenen
PATRICK DE SMEDT
Schepen van Jeugd, Sport,
Gezinszorg en Vrije Tijd
ONTVANGST KONINKLIJKE BALBOOGMAATSCHAPPIJ
"DE WARE VRIENDEN" TER GELEGENHEID VAN HET 125-JARIG BESTAAN.
ZATERDAG 3 JUNI 1989-TROUWZAAL STADHUIS OM 15 UUR
Dames en heren,
Het klinkt een beetje gek maar in dit
gezelschap kan ik het rustig vragen "Hoeveel gekken zijn hier aanwezig ?" ... Ik haast mij om de niet-ingewijden
gerust te stellen. Een "gek" is de hefboom die nodig is om de pees
van de balboog op te spannen. Ik moet U in alle eerlijkheid bekennen dat ik het
zelf nog niet zo lang weet. Als er mij vorige week iemand zou gevraagd hebben
wat een pasgat, een prang of een kalleschieting is,
zou ik het ook niet geweten hebben. En zo heb ik, op zoek naar een beetje
feitenmateriaal nog wel een paar dingen geleerd. Bijvoorbeeld dat Aalst in de
wereld van het balboogschieten zowat het middelpunt
is.
Van de acht balboogmaatschappijen
die in het land nog bestaan, zijn er drie in Aalst gevestigd
: Sint-Servatius, De Klauwaerts
en De Ware Vrienden, respectievelijk 149 jaar, 122 en 125 jaar jong. Alle drie
zijn ze Koninklijk en ze vormen samen een verbroedering. De verbroedering is er
onder andere verantwoordelijk voor dat tegenwoordig de rivaliteit alleen nog
wordt uitgevochten op het sportieve vlak.
Wat mij nu vooral boeit aan het balboogschieten is het ogenschijnlijk probleemloos
voortbestaan van de ene generatie op de andere. Eén van de interessante
gevolgen hiervan is het instandhouden van het ambachtelijk vervaardigen van de
balboog.
In Aalst zijn er nog een paar mensen die dit kunstambacht, want dat is het toch geworden,
beoefenen. Authenticiteit is wellicht een basisgegeven bij de beoefening van de
balboogsport.
Tweede belangrijk element is zonder de
minste twijfel het sociaal aspect. Hierbij speelt de
plaats van het gebeuren een grote rol. Balboogschieten
is een zomerse aangelegenheid en een buitengebeuren. In de luwte van de
hovingen van afspanningen en herbergen beoefenden en beoefenen de
balboogschutters hun geliefde tijdverdrijf. Hier kan je ze aantreffen de
schutters, pal onder de 20 meter hoge wip met de boog, zo'n
18 kilogram zwaar, bovenop de schouder en gespannen richtend naar de geprangde
vogels ginder boven.
Waarschijnlijk zo oud als de schuttersgilde zelf is de traditionele kalleschieting. Eén keer in het jaar wordt rond de prang
waarop de vogels gepind worden een bekisting gemaakt, die gevuld wordt met
snoepgoed. Naarmate de wedstrijd vordert, valt het snoepgoed naar beneden tot
groot jolijt van de kinderen die zich haasten om al dat lekkers dat zomaar uit
de lucht komt vallen, op te rapen. Eens de bekisting kapot geschoten, kan de
"kallescheet" beginnen. De kalle is het
stukje ijzer waarmee de hoofdvogel vastgemaakt wordt op de prang en de enige
manier om die er dan nog af te krijgen is hem stukje bij beetje kapot te
schieten. Hij die het laatste stukje vogel wegschiet en erin slaagt dit
huzarenstukje 3 x te volbrengen wordt kallekoning. Op
deze wijze wordt hier een mooie traditie in leven gehouden.
Naast het belang van de traditie, de
groep en de goede luim, zijn er, denk ik, nog zeker twee andere motivators.
De eerste is de competitie. Ieder jaar
van mei tot oktober volgen de wedstrijden elkaar op : kalleschieting, clubkampioenschap, stadstornooi, federale
en nationale tornooien, met telkens een Koningstitel als inzet.
Tenslotte ontleent
het balboogschieten zijn populariteit ook voor een
stuk aan het feit dat het geen dure aangelegenheid is. Voor het jaarlijkse
lidgeld moet je het niet laten en je kan de eerste
jaren altijd wel een boog van een ander lid of van de maatschappij gebruiken.
De goede relaties met het stadsbestuur
zorgden er in 1984 voor dat er ter gelegenheid van de week van de Vrije Tijd
een mobiele wip in gebruik kon worden genomen.
Meteen kreeg het balboogschieten,
dat meestal in besloten kring wordt beoefend, er een dimensie bij. Op steeds meer plaatsen
wordt de mobiele wip, voor zover wij weten uniek in ons land, ingezet als
middel om de balboogsport te propageren. Uit dezelfde
goede verstandhouding is het Stadstornooi gegroeid, waarvoor elke maatschappij
twee schietingen organiseert op het thuisfront, om vervolgens gezamenlijk in
het strijdperk te treden aan het Belfort met Aalst-Kermis.
Dames en heren, van alle gekroonde
hoofden hier aanwezig, is er één wat wij vandaag in het bijzonder willen eren.
Ik bedoel natuurlijk het gekroonde hoofd van de heer Philemon
Vlasschaert, onvolprezen voorzitter van de Ware
Vrienden, vandaag onze feestvierende maatschappij.
Mijnheer Vlasschaert,
het is mij een bijzonder genoegen U namens de eerste minister
W. Martens en
gemeenschapsminister van cultuur P. De Wael, het
ereteken "Gouden palmen van de Kroonorde" uit te reiken. U ontvangt
het ereteken voor 40 jaar lidmaatschap van De Ware Vrienden waarvan 28 jaar als
bestuurslid en 17 jaar als voorzitter en daarnaast nog voor uw 12-jarig
voorzitterschap van de Verbroedering der Aalsterse Balboogmaatschappijen.
Bij deze felicitaties voeg ik graag
mijn persoonlijke gelukwensen, deze van het Stadsbestuur en deze van, ik
twijfel er niet aan, het ganse hier aanwezige publiek.
Wij hopen dat U nog vele jaren met
plezier en liefde zult ijveren voor de balboogsport
en voor De Ware Vrienden.
Philemon, mag ik U
vragen dit ereteken in ontvangst te komen nemen.
PATRICK DE SMEDT
Schepen van Jeugd, Sport
Vrije Tijd en Gezinszorg
TENTOONSTELLING 20 JAAR SOCIALISTISCHE
HOBBYCLUB
11 OKTOBER 1991
Dames en heren,
Eerst en vooral wil ik U danken voor de
uitnodiging om deze tentoonstelling officieel te openen. De afspraak hiervoor
werd al maanden geleden gemaakt. Sedertdien is er in
de schoot van het schepencollege wel één en ander gewijzigd, zoals U weet. Toch
vond ik dat ik ook vanuit de nieuwe positie nu als schepen van openbare werken
en patrimonium dit engagement moest nakomen, temeer omdat ik met veel spijt en
een heleboel mooie herinneringen weggegaan ben op het departement sport, jeugd,
vrije tijd, gezins- en welzijnszorg. De socio-culturele en welzijnssector zal mij overigens wel
altijd nauw aan het hart blijven liggen.
De tentoonstelling van vandaag wordt
georganiseerd naar aanleiding van een niet-alledaagse gebeurtenis
: het 20-jarig bestaan van de socialistische hobbyclub in Aalst. De
tentoonstelling is dan ook als dusdanig opgevat als een
overzichtstentoonstelling.
Het initiatief tot het oprichten van
een hobbyclub binnen onze beweging werd in 1971 genomen door 2 Victors :
wijlen Victor Vanderheyden,
toenmalig voorzitter, en Victor Steenhout,
gewezen lid van de raad van beheer van Bond Moyson.
Toen zij eenmaal hun echtgenotes hadden
overhaald, was het hek van de dam. De vereniging ging
van start met een eigen aan de beweging indrukwekkend beginkapitaal van 500 fr.,
geschonken door S.V.V.
Vanaf dan kwamen regelmatig een 10-tal
leden samen bij Leona in het oud-volkshuis aan de
Molendries. In de loop der jaren is dit aantal gestadig gegroeid en momenteel
komen iedere week een 30-tal leden van de hobbyclub samen in dit Volkshuis.
Samen met het aantal leden nam ook de
diversiteit aan handvaardigheden toe en werd o.a. meegewerkt aan
tentoonstellingen georganiseerd door het stadsbestuur en door de Vlaamse
federatie in samenwerking met Bond Moyson.
Via initiatieven van de adviesraad voor
vrijetijdsbesteding was ik al meer op gelijkaardige tentoonstellingen aanwezig
en telkens opnieuw, en ook nu weer, word ik getroffen door de kwaliteit van het
tentoongestelde werk.
Het is inderdaad opmerkelijk tot welke
grote creativiteit deze mensen in staat zijn, terwijl de meesten
toch ook beroepshalve of in hun gezin actief zijn en de amateurkunst gewoon als
hobby beoefenen.
Beste vrienden,
Arbeid alleen is gelukkig niet meer het
enig zingevend element in het leven. Mensen kunnen zich
nu ook meer en meer oriënteren op gezin en vrije tijd. Eigenlijk een
verwezenlijking waaraan onze socialistische strijd zeker niet vreemd is. Mensen
ervaren ook steeds meer de behoefte aan sociaal contact, zelfwaardering en
zelfrealisatie. De calvinistische plicht tot werken bestaat niet meer. Werken
in de zin van het leveren van een nuttige bijdrage aan de maatschappij leeft
bij de meesten nog wel, maar het plichtsgevoel heeft
meer te maken met het praktisch verwerven van een materieel inkomen dan met de
heersende arbeidsmoraal.
Anderzijds worden de geleerde
cultuurfilosofen, die ons voorspelden dat wij in onze moderne maatschappij niet
meer zouden weten wat te doen met een steeds groter volume aan vrije tijd, hier
op deze tentoonstelling toch duidelijk in het ongelijk gesteld als men ziet op
welke zinvolle wijze bepaalde mensen de hen toegemeten vrije tijd besteden.
Elke politieke beweging heeft een
solide en goed georganiseerde socio-culturele onderbouw
nodig. Een ideologie of levensbeschouwing komt immers in de eerste plaats tot
uiting in de socio-culturele geledingen van de
beweging.
Dit alles geldt alleszins ook voor 20
jaar socialistische hobbyclub. Het wordt trouwens hoogtijd dat wij dit in alle
geledingen van de beweging beter zouden gaan beseffen. Zij, onze socio culturele verenigingen zijn immers een belangrijk
steunpunt en zijn ook hét bindmiddel van onze gezamenlijke activiteit, inzet en
uitstraling.
In de marge hiervan moeten wij ook durven
erkennen dat de werking van sommige socialistische nevenorganisaties is
afgezwakt. En dit kunnen en mogen wij niet enkel blijven
toeschrijven aan het feit dat het steeds moeilijker wordt mensen tot deelname
aan het verenigingsleven te stimuleren. Maar ook hier is de hobbyclub
één van de uitzonderingen op de regel.
Dit jubileum is maar mogelijk geweest
dank zij de onverdroten inspanningen en de belangeloze
inzet van enkelingen.
Ik denk dan aan de mensen van het
eerste uur, aan Walburga Vercauter,
de eerste voorzitter en nog steeds actief als ere-voorzitter
en aan Maria Temmerman ; aan Tonnelier
die Walburga opvolgde tot zij naar Vilvoorde
verhuisde, en aan Jeanne Tombeur.
Clementine Goossens, de huidige voorzitter en Camilla Van Damme vormen samen met
Adolfine Roelandt zowat de
drijvende krachten van de huidige werking.
En het zijn ook hier de kleine dingen
die het hem doen : in lengte van jaren werden de 1 mei-bloempjes door onze hobbyclub gemaakt, waarvoor wij U
allen steeds zeer erkentelijk en dankbaar zullen blijven.
De gedachte daaraan brengt mij
onwillekeurig op de discussie rond het nieuwe SP-embleem
voorgesteld door De Keyzerslaan in Brussel en in
partijmiddens op dit moment onderwerp van discussie omwille van de vermeende
vaststelling dat het strijdbare element in het nieuwe ontwerp zowat verdwenen
is. Deze beschouwing even terzijde.
Morgen, zaterdag 12 oktober, opent de
seniorenacademie van de Vlaamse Federatie voor Socialistische Gepensioneerden
van het arrondissement Aalst-Oudenaarde het werkingsjaar
'91-'92 in het CC De Werf. Ongetwijfeld zal ook hier de nadruk worden gelegd op
de bewuste keuze door senioren om kansen te geven aan nieuwe activiteiten.
Met nieuwe plannen, nieuwe
doelstellingen kunnen zij hun zelfstandigheid beter bewaren en meer diepgang
geven aan hun leven en dat van anderen. Er is immers zo ontzettend veel
mogelijk op het gebied van vormende, kunstzinnige of ontspannende activiteiten
in klein of groter groepsverband. Dat blijkt hier vandaag nog maar eens uit
deze tentoonstelling.
Bij deze wil ik
graag de organisatoren gelukwensen. Aan alle leden van de hobbyclub een
hartelijk proficiat met het 20-jarig bestaan. Nog vele jaren succes en hopelijk
afspraak binnen 5 jaar - maar dan op het stadhuis.
PATRICK DE SMEDT
Schepen van Openbare Werken
en Patrimonium
TENTOONSTELLING VRIJE TIJD EN KUNST
3 NOVEMBER 1991
Dames en heren,
Sedert de jaren zestig
wordt cultuur steeds meer in het licht geplaatst van een aantal welzijnswaarden
zoals gemeenschapszin, creativiteit of zelfontplooiing via de media worden de
kunsten toegankelijk gemaakt voor een breed publiek.
Toch blijft kunst per definitie
controversieel en zullen de zogenaamde brede lagen van de bevolking weinig of
geen interesse tonen voor in hun ogen elitaire en wereldvreemde
aangelegenheden.
Men zou kunnen spreken over twee
momenten in de kunst. Om te beginnen is er het kunstwerk zelf. Daar sta je
voor, je moet er iets mee doen. Dan komt het tweede moment het begrijpelijk
maken van een werk met commentaar. En hier is enige kritiek toch wel
gerechtvaardigd. Door het commentaar vol codes te steken beperk je het tot een
kring van ingewijden en blijft voor alle anderen een hermetisch gesloten
geheimtaal. Bovendien, maar dat zou mij te ver leiden, geven veel deuren uit op
musea, waar je vaak het idee hebt dat het plaatsen zijn waar iets afgezonderd
wordt. Je moet geen Rubens tonen en zeggen :
"kijk die hangt hier al 100 jaar en je kent de schilder intussen
wel".
Bij een functionerend museum horen
ideeën. Het zijn de ideeën die een grote groep mensen dichter bij de kunstenaar
brengen. Pas als dat gebeurt kan er een dialoog
ontstaan met het kunstwerk. En dat verklaart ook het succes van musea zoals het
metropolitan in New-York of
het museum voor hedendaagse kunst in Düsseldorf en
dichter bij huis aan een manifestatie zoals chambres d'amis te Gent.
Dames en heren,
Het lijkt op het eerste gezicht wat
eigenaardig het hier te hebben over de kunst met grote K. Nochtans gaat het ook
in deze tentoonstelling, waarbij vooral de nadruk ligt op de creatieve
handvaardigheden van mensen in hun vrije tijd in wezen over hetzelfde
: kunstzinnige expressie, zelfontplooiing, erkenning en waardering.
Elke kunstuiting beantwoordt op een
zeker ogenblik aan wat in de gemeenschap leeft. Denken wij aan de eerste
grotschilderingen, de kathedralen, de Hortagebouwen
of de schilderijen van Van Gogh.
De traditionele voorstellingen en realisatievormen van cultuurbeleving worden
regelmatig door nieuwe vervangen.
Dat ze ontstaan in eetkamers of
geïmproviseerde ateliers is geen bezwaar.
Wat mij wel verontrust is dat binnen de
institutionele maatschappij en haar belangenorganisaties de potentiële
creativiteit in bedwang wordt gehouden met traditionele maatstaven. Het cliché
"vrijetijdskunstenaar" is daar een exponent van. Het verwerkt een
minderwaardigheidsgevoel en devalueert creaties tot het uiterlijke.
PATRICK DE SMEDT
Schepen van Openbare
Werken en Patrimonium
VERBROEDERING DE PLASVISSERS MET DUITSE
HENGELCLUBS
29 JUNI 1991
Dames en heren,
Belofte maakt schuld. Ik beloofde U vorig jaar om bij een
volgende gelegenheid een min of meer officieel woordje te doen. Welnu, vandaag
is het zover en het is met veel plezier dat ik mijn belofte wil nakomen.
Veel verder dan te weten wat "verres
de vaas" en "amorse" betekenen reikt
mijn technische kennis van het vissen niet. Als kind gingen wij dikkoppen
vissen in de Molenbeek. Het grote viswerk is er echter nooit van gekomen. In de
politiek vang ik wel eens bot of vis ik soms achter het net, maar dat overkomt
elke politieker.
Zolang ik mij herinner heb ik vissers geweten in het
stadspark. Als kind kwam je onwillekeurig onder de indruk van hun roerloze
gestalte die zich in het water weerspiegelde en die op een of andere manier
stilte en respect afdwong. In de buurt van een visser was je
vooral stil en keek je mee naar het puntje van de dobber. Zo kon het
gebeuren dat die plots onderging als de vis beet.
De handelingen van de visser volgden elkaar als in een
soort ritueel op. Je raakte er door gefascineerd.
Later zagen we op school de Amerikaanse klassieker
"The old man and the sea"
die het gevecht laat zien van een man met een vis die hem steeds verder het
zeegat intrekt. De eenzame man begint dan tegen de vis te spreken. Wij zien in
de film hoe hij met bebloede kapotgetrokken handen en
volkomen uitgeput steeds meer respect krijgt voor het dier en tot tranen toe
bewogen wordt als het dier uiteindelijk de strijd opgeeft. Dat zijn beelden die
je nooit vergeet. Zij hebben er toe bijgedragen dat ik steeds het vissen ben
blijven associëren met een groot respect voor de natuur. En of het dan over het
"loze vissertje" gaat of over tonijnvissers in de Atlantische oceaan
maakt wezenlijk geen verschil.
Het soort vissen waar
wij het over hebben heeft gelukkig de maalstroom van de moderne tijden
overleefd. Het is een typisch volkse ontspanning gebleven, wars van elke vorm
van commercialisatie en doping. Een sporttak die
mensen van alle leeftijden en van alle standen van onze maatschappij (hier
zelfs van verschillende nationaliteiten) samenbrengt.
Dames en heren, de actualiteit drukt ons met de neus op
de feiten. Ik ben dan wel geen schepen van leefmilieu, maar ik kan toch
moeilijk voorbij aan de schokkende resultaten van het recente onderzoek van het
visbestand in de Noordzee. U weet beter dan ik hoe het met de kwaliteit van
onze oppervlaktewateren gesteld is. Als je bedenkt dat men 1 generatie geleden
nog kon vissen op de dender dan is het duidelijk waar
wij mee bezig zijn. De geïndustrialiseerde wereld kan niet blijven speculeren
op het herstellend vermogen van de natuur zelf. Dit
aspect wou ik toch even in de rand vermelden.
En dan wou ik mij graag nog even richten naar onze Duitse
vrienden en gasten :
Sehr geehrter
damen und herren,
Wilkommen in unsere lustige karnavalstadt Aalst. Als beigeordnete
der sport begrusse ich sie, im namen der stadtverwaltung, ganz herzlich. Wir wunschen
ihnen ein angenehmes aufenthalt und wir hoffen dass, auch
wenn es nicht so lange dauert, sie ein
schones reiseandenken behalten.
Selbstvestandlich freuen
wir uns
dass durch sport und culturaustausch die grenzen
europas verfliessen weil sie die menschen beieinander bringen.
Wir sind
der meinung dass diese austausch allerdings forderlich ist fur das verstandnis
und die einsicht in die beiderseitiger kultur und lebensart, und das ist doch die eigentliche grundlage gemeinsamer ziele.
Meine damen
und herren, ich danke fur ihre
aufmerksamkeit und sag "auf wiedersehen".
De plaatselijke vereniging wens ik nog veel succes toe en
hopelijk dit jaar opnieuw een prins karnaval in uw lokaal en vereniging.
PATRICK DE SMEDT
Schepen van Jeugd,
Sport en Gezinszorg
BEKER VAN BELGIE LIGGENDE WIP :
PERSCONFERENTIE
18 APRIL 1990
Aalst is een Mekka voor sportmensen. Je
vindt er alle competitie- en recreatieve sporten van A tot Z, van bowling tot
zwemmen, voor elk wat wils, als speler of als toeschouwer. Ook boogschieten is
er met meerdere disciplines vertegenwoordigd en telt meerdere maatschappijen
met een zeer rijk verleden. Nog onlangs vierden wij het 125-jarig bestaan van
de balboogmaatschappij "De Ware vrienden"
en in augustus e.k. huldigen wij de Koninklijke Balboogmaatschappij
Sint-Servatius met hun 150-jarig bestaan.
Als Schepen van Sport ben ik, zoals
zovele Aalstenaars, verondersteld te dromen van een
kampioen van eigen bodem in één van de meest populaire competitiesporten die
wekelijks de pers en de tv-sportprogramma's halen. Ook Aalstenaars
kunnen chauvinistisch zijn. Op het sportieve vlak
willen wij als dusdanig ook onze collectieve geldingsdrang laten aan bod komen.
Overigens niet zonder succes, denken we maar aan de prestaties van zwemster Carla Galle, atletiekloper Reno Roelandt, tennisspeelster Sabine Appelmans, turnster Lieve Brijs, karateka Jean-Pierre
Meert, en om bij boogschieten te eindigen :
jeugdkampioen Kurt Temmerman.
Als Schepen van Welzijn, bewust van
uitermate veel onwelzijn, steek ik het echter niet
achter stoelen of banken dat ik ook veel belang hecht aan recreatie en vormen
van sportbeoefening die berekend zijn op lichamelijke en geestelijke gezondheid
en die in ieders bereik liggen.
Boogschieten behoort van oudsher tot
deze laatste sportvorm.
De eerste sporen van het bestaan van de
boog zijn te zien op rotsschilderingen in Aljera-Spanje.
Deze tekeningen zijn zo'n 6.000 jaar oud.
Andere getuigenissen konden wij tijdens
de paasdagen zien op de BBC, die een 4.000 jaar oud Indiaas epos, namelijk de Mahaathaarata, uitzonden. In dat oude epos komen vele
passages voor waarin leerlingen-boogschutters worden
ingewijd in de nobele kunst van het boogschieten. Die kunst had toen meer om
het lijf dan het op één lijn brengen van het oog, het vizier en het mikpunt en
het zuiver loslaten van de boog. Het ging om twee disciplines, waaruit gekozen
werd op basis van de mogelijkheden van de leerling. De ene discipline bestond
uit concentratie, de andere uit deconcentratie.
Rond 2.000 vóór Christus werden in
China en Zuid-Oost Europa de eerste samengestelde
bogen geconstrueerd. Oorspronkelijk bedoeld als jacht- en verdedigingswapen
werden de bogen in deze periode toch ook reeds als
sportinstrumenten gebruikt in het verre Oosten.
De kruisboog, voor die tijd reeds een afschrikwekkend en uiterst doeltreffend wapen,
werd door de kruisvaarders vanuit het Oosten in onze contreien ingevoerd.
De handboog raakte vanaf de 14e eeuw
pas goed in onze streken verspreid.
De boogschutters verenigden zich in
schuttersgilden, welke in de Middeleeuwen een belangrijke rol speelden bij de
verdediging van de steden.
Vanaf de 15e eeuw komen echter de
vuurwapens op en geleidelijk aan verdringen deze de boogwapens die van dan af
enkel nog dienst doen als gezelschapsspel en recreatiemiddel.
In dat opzicht mogen de schuttersgilden
beschouwd worden als waarschijnlijk de oudste sportverenigingen in Europa die
zich tot op heden hebben kunnen handhaven.
De allereerste schuttersfeesten, als
sportbeoefening bedoeld, ontstonden omstreeks 1350 en moeten naar
alle waarschijnlijkheid voor het eerst in Duitsland zijn gehouden. Toen
al was Sint-Sebastiaan voor de handboog en Sint-Joris voor de voetboog en de kruisboog de
patroonheiligen der schutters.
Vooral in Linkebeek
wordt Sint-Sebastiaan nu nog gevierd omdat daar het
gulden boek van de schuttersgilde Sint-Sebastiaan
bewaard wordt. Dit boek is een gift van Koning Lodewijk
de 14, welke met zijn gevolg daar op bedevaart kwam. Trouwens in veel van onze
parochiekerken treft men nu nog een speciaal altaar aan ter ere van deze
schutterspatroon.
Naast de typische gildenstructuur van
het boogschieten in onze streken heeft het boogschieten zich ook ontwikkeld tot
een internationale sporttak die zowel door mannen als vrouwen beoefend wordt.
Sinds de Olympische Spelen van München in 1972 heeft het boogschieten na een onderbreking
terug zijn plaats verworven bij de olympische disciplines. Vermeldenswaard is
alvast dat tot op heden ons land de meeste (34) olympische medailles in deze
discipline heeft veroverd.
Er vinden ook tweejaarlijks Europese en
Wereldkampioenschappen plaats en bovendien, niet onbelangrijk, is het
boogschieten ook als anders-validensport ruim
verspreid.
In de loop van de geschiedenis werd de
boog een oersymbool dat in vele culturen terug te vinden is, ook in de
mythologie. Hij behoort, naast de lier en de fakkel, symbolen van spontaniteit,
intimiteit en verlichting, tot de rekwisieten van Eros, de Griekse god van de
liefde, Amor of Cupido, was een gevleugelde jonge
knaap die met boog en pijl het liefdesvuur ontstak in het hart van jonge
mensen.
Als Schepen van Sport ervaar ik dat als
een reden om de initiatiefnemers, en vooral de heren Schelck
en Bogaert, waar ik de meeste contacten mee had, te
danken. Ik hoop dat de magie van het boogschieten veel, veel volk op de been zal brengen en hoop dat vele Aalstenaars
de kriebels zullen voelen om het instrument van Eros en Cupido ter hand te
nemen.
Het College van Burgemeester en
Schepenen verleent daarom van harte zijn medewerking aan het initiatief.
Geboeid door de achtergronden van
boogschieten, liet ik mij even gaan. Ik reken erop dat de organisatoren straks
zelf de nadruk zullen leggen op alles wat lezers en kijkers moeten weten om
erbij te zijn.
Ik wens de organisatoren en de Aalsterse boogschutters veel succes toe en hoop dat de
journalisten door deze persconferentie genoeg geboeid zijn om boogschieten in het algemeen en de Beker van België in het bijzonder,
eens goed in de verf te zetten.
PATRICK DE SMEDT
Schepen van Jeugd,
Sport en Gezinszorg
BOND VAN GROTE EN JONGE GEZINNEN
HOBBYTENTOONSTELLING
T.G.V. 60-JARIG BESTAAN AFDELING NIEUWERKERKEN
Dames en heren,
Eerst en vooral wil ik U graag bedanken
voor de uitnodiging om deze tentoonstelling officieel te openen. Ik beschouw
dit als een eer en het geeft mij meteen ook de gelegenheid om wat beter kennis
te maken met uw vereniging.
Ik ben met veel plezier op uw vriendelijke
uitnodiging ingegaan, zeker ook omdat de tentoonstelling georganiseerd werd
naar aanleiding van een niet-alledaagse gebeurtenis, namelijk het 60-jarig
bestaan van uw afdeling, waarvoor mijn felicitaties. Ik heb begrepen dat het
jubileum zelf op 8 en 9 september laatsleden op
passende wijze gevierd is geworden met de huldiging van verdienstelijke leden
en met de organisatie van een prachtige kindernamiddag.
Ik ben hier te Nieuwerkerken
te gast bij de grootste gezinsbeweging in Vlaanderen. "Een beweging die
300.000 gezinnen vertegenwoordigt en waar onze beleidsmensen dienen rekening
mee te houden" zo schrijft uw voorzitter terecht in de inleiding van
"Bondig". Als Schepen ben ik onder meer bevoegd voor Gezin en Welzijn
en bijgevolg uiteraard geïnteresseerd in alles wat er op dit vlak in Aalst
gebeurt. Ik meen ook te mogen zeggen dat deze bevoegdheden in het verlengde
liggen van de doelstellingen van uw vereniging, die het stadsbestuur mee helpt
adviseren vanuit de Gezinsraad en die bijgevolg goed geplaatst is om het beleid
in deze zgn. zachte, maar zeer dynamische sector op de voet te volgen.
Dames en heren, ik had U graag wat meer
verteld over de realisaties in Aalst op het gebied van de kinderopvang, de
realisatie van een tweede kribbe, over de vakantiespeelpleinwerking,
de projecten in verband met de kansarmoedebestrijding en de erkenning van een
woonnoodgebied in Aalst, over het welzijnsmeerjarenplan van het
Coördinatiecomité voor Welzijnsbeleid en hoe mijn diensten op dit vlak
dagdagelijks bezig zijn met beleidsvoorbereidend werk. Ik weet dat de Bond zich
voor deze materie interesseert - ik denk hierbij vooral aan de uitgave
"Profiel van het gemeentelijk gezinsbeleid in
Vlaanderen" en het 5 jaren-programma
"gezinsbeleid" van de Bond van Grote en Jonge Gezinnen - maar ik
vrees dat vandaag de tijd ontbreekt om hierop in te gaan. Misschien krijg ik
later wel eens de gelegenheid om inhoudelijk over deze belangrijke
beleidsaspecten met uw leden van gedachten te wisselen.
Vandaag gaat onze aandacht in de eerste
plaats naar de 14 plaatselijke kunstenaars die aan deze hobby-tentoonstelling
hun medewerking hebben verleend. Zoals U kunt zien hebben zij gezorgd voor een
grote verscheidenheid aan genres. Via de initiatieven van de Adviesraad voor
Vrijetijdsbesteding was ik al meer op soortgelijke tentoon-stellingen
aanwezig en telkens opnieuw, en ook nu weer, wordt ik getroffen door de
kwaliteit van het tentoongestelde werk. Het is inderdaad merkwaardig tot welk
een grote creativiteit deze mensen in staat zijn, terwijl de meeste onder hen
toch ook beroepsactiviteiten hebben en de amateurkunst gewoon als hobby
beoefenen. De pessimisten onder de cultuurfilosofen, die voorspelden dat wij in
onze postmodernis-tische maatschappij niet zouden
weten wat te doen met steeds meer vrije tijd, worden hier toch duidelijk in het
ongelijk gesteld. Het is voor mij dan ook een groot genoegen de deelnemende
kunstenaars kort aan U voor te stellen :
1. Noël DE
PUYDT
Werd geboren te Roeselare in 1953. Noël is van
beroep systeemingenieur. Naast het verzorgen van de dieren van zijn
kinderboerderij schildert hij in zijn vrije tijd olieverf op doek.
2. Marie-Jeanne
DOOREMONT
Is een kind van de streek. Ze
werd geboren te Haaltert in 1949 en beoefent sedert een 6-tal jaren filetwerk en haakwerk met een groot
gevoel voor precisie op basis van patronen uit gespecialiseerde tijdschriften.
3. Marielle
DE SCHAUWER
Zag het levenslicht te Aalst in
1962. Zij schildert nog maar vanaf 1986 en leerde alle technieken zelf aan. Er
was een geleidelijke evolutie van pentekeningen naar olieverf en de laatste
tijd maakt ze met succes pastels. Marielle stelt
zowel olieverfschilderijen, pastels als pentekeningen ten toon.
4. Mariette
DE MEERSMAN
Geboren te Erembodegem
in 1925. Mariette maakte al op 9-jarige leeftijd
schilderijtjes in de kostschool van Viaene-Moerbeke. Beroepshalve gaf ze tot haar 60 jaar
wiskundeles, zij was regentes wiskunde, bij de Dames van Maria. Mariette is vooral geïnteresseerd in het schilderen van portretten,
waarvan er hier enkele te zien zijn.
5.
Herman LAUWEREYS
Herman Lauwereys
werd geboren in 1938 te Aalst. De door Herman Lauwereys
tentoongestelde kant komt uit de familiezaak die gesticht werd rond 1840 en van
vader op zoon werd verder gezet. De Brusselse kant, lacetwerk
genoemd, wordt nog steeds door thuiswerksters vervaardigd en verder op atelier
afgewerkt. In het lacetwerk bestaan verschillende
soorten en kleuren. Veel ervan wordt verwerkt met puur linnen.
6. Luc
HOLDERBEKE
Werd geboren te Geraardsbergen in 1964. Luc is de
jongste van het gezelschap. Hij behaalde in 1984 het kwalificatiegetuigschrift
"schrijnwerkerij" aan het VTI te Aalst en volgde een
specialisatiejaar "restauratietechnieken en beeldhouwer" aan het SITO
te Mechelen. Luc is ook
student aan de Stedelijke Academie voor Schone Kunsten te Aalst, waar hij de
afdeling beeldhouwen volgt. Van hem zien we recent beeldhouwwerk.
7. Annie
TAS
Werd geboren te Aalst in 1947 en
is regentes wiskunde, fysica en economie. Zij gaf les te Erembodegem
en te Borsbeke en sedert
1982 in het Sint-Maarteninstituut te Aalst.
Annie
nam met haar olieverfschilderijen al deel aan de tentoonstellingen van de
culturele vereniging "Liniaal" te Nieuwerkerken.
Haar geliefkoosde onderwerpen zijn stillevens en landschappen. Haar
schildersactiviteiten probeert zij te combineren met opzoekingen in de
familiestamboom en het beluisteren van klassieke muziek.
8. André
SCHOLLAERT
André
is Aalstenaar en werd geboren in 1949. Hij is
werkzaam bij de Aalsterse gids, waar hij zijn hobby
fotografie ten volle kan uitleven. André Schollaert nam met succes deel aan tal van wedstrijden in
binnen- en buitenland, publiceerde in verschillende dagbladen en is
huisfotograaf van diverse Groot-Aalsterse
verenigingen.
9. Freddy
VAN HOOREBEKE
Geboren te Aalst in 1948. Freddy is treinbestuurder van beroep en begon te schilderen
in het begin van de jaren 80. Hij past een methode toe van gelaagd schilderen
en heeft een voorliefde voor winterlandschappen die hij, hoe kan het ook
anders, enkel in de winterperiodes produceert.
10.Guy VAN DAELE
Tweede fotograaf van de groep,
werd te Aalst geboren in 1949. Guy is een boekhouder
die de zakelijkheid afwisselt met een grote interesse voor de jeugdbeweging, reizen, knutselen en fotografie.
Bij de zwart-wit fotografie van Guy Van Daele ligt het accent op
detail en compositie. Sfeerbeelden en kinderopnames zijn de meest voorkomende
onderwerpen.
11.Rudy VAN IMPE
Is in augustus van dit jaar 30
geworden. Rudy volgde studies binnenhuisinrichting en
binnenhuisdecoraties. Gedurende ruim 12 jaar oefende hij dit beroep uit en is
momenteel werkzaam bij Volkswagen. Rudy Van Impe beoefent het eerder zeldzame genre van bas-reliëf. Hij
is hier aanwezig met een zestal zeer recente werken.
12.Marleen VAN IMPE
Werd geboren te Haaltert in 1951. Samen met Maria Eeckhout,
met wie zij meestal tentoonstelt , heeft zij zich reeds
allerlei technieken eigen gemaakt waaronder bloemschikken, macramé, fimo en zijdeschilderen. Marleen
laat hier met een 10-tal werken haar techniek van schilderen op zijde
bewonderen.
13.Luc VLASSCHAERT
De laatste Aalstenaar
in het gezelschap werd geboren in 1956. Luc stelt
tentoon met olieverfschilderijen en aquarels. Zonder
enige opleiding maakte hij zich de meeste teken- en schildertechnieken eigen : olieverf, aquarel, potlood- en pentekeningen. Luc Vlasschaert was laureaat van
alle wedstrijden waaraan hij deelnam. Hij maakt portretten, naakt,
landschappen, affiches en reclameontwerpen.
14.Eddy VERBANCK
Is geboren te Merelbeke
in 1950 en woont sinds 1982 in Nieuwerkerken. Eddy werkt als bediende bij de NMBS. Vrij jong was hij al
geïnteresseerd in het verzamelen van postzegels, doch met de tijd kwam zijn
verzameling bij anderen terecht.
Sedert
twee jaar is het zoonlief die de oude interesse van papa terug heeft opgewekt.
Vader en zoon houden zich vooral bezig met de Europese postzegels. Een gedeelte
van hun mooie verzameling is hier te zien.
Dames en heren, vooraleer af te sluiten wil ik nog even volgende zaken
aanraken :
1. 11.11.11
2. centrum voor vrijetijdsbesteding
3. vrijetijdscomité - sectie individuele
hobbyisten.
En zo ben ik weer bij de kunst en de kunstenaars.
Met mijn felicitaties aan de
initiatiefnemers en de deelnemende kunstenaars verklaar ik deze tentoonstelling
voor geopend en dank U voor uw welwillende aandacht.
PATRICK DE SMEDT
Schepen van Jeugd, Sport,
Gezin en Vrije Tijd
HULDIGING VRIJETIJDSDUIVENVLUCHT
16 FEBRUARI 1991
Dames en heren,
Namens het College van Burgemeester en
Schepenen heet ik U graag hartelijk welkom op de officiële huldiging van de
kampioenen van de vrijetijdsduivenvlucht en de super-prestige-wedstrijd 1990.
Ik mag uw aandacht vestigen, dames en
heren, op het feit dat de vrijetijdsvlucht op Quiévrain
van 25 juli 1990 de zestiende op rij is geweest, terwijl de superprestige-wedstrijd
aan zijn tweede uitgave toe is. De superprestigewedstrijd
is feitelijk een wedstrijd op punten voor de tien beste oude duiven, jonge
duiven en jaarlingen op Quiévrain en Noyon gedurende een periode van bijna vier maanden, gaande
van de eerste zondag van mei tot de laatste zondag van augustus. Deze wedstrijd
wordt betwist onder acht Groot-Aalsterse duivenliefhebbersmaatschappijen, te weten : De Toekomst ;
Het Land van Aalst ; Eerlijk en Vrij Aalst ; De Nieuwe Bond uit Gijzegem ; De Jonge Liefhebbers uit Herdersem
; De Vriendenkring uit Moorsel ;Rap zijn Wint uit Baardegem en De
Snelle Duif uit Erembodegem.
Ik geloof dat ik hier gerust mag zeggen
dat binnen de Adviesraad voor de Vrije Tijd de sectie duivenliefhebbersmaatschappijen
sinds lange tijd een groot dynamisme aan de dag legt. Dit is hoofdzakelijk te
danken aan enkele mensen die met plezier al hun vrije tijd aan deze mooie hobby
wijden.
Dit is dan ook de geschikte gelegenheid
om even de verdienste te onderstrepen van iemand die zich vele jaren met onverdroten werklust inzet voor de duivensport en dat is
natuurlijk Omer Callebaut,
zelf actief bij "De Toekomst" en sinds jaar en dag verdienstelijk lid
van het Dagelijks Bestuur van het Vrijetijdscomité. Omer
is ook de man die mij, naar aanleiding van het 100-jarig bestaan van de
koninklijke duivenliefhebbersmaatschappij
"Eendracht" een goed jaar geleden, ingewijd heeft door middel van een
spoedcursus "duiven melken". Zo heeft hij mij kunnen overtuigen van
de attractiviteit en de passie van de duivensport. Het is en blijft een
moeilijk te doorgronden combinatie van individualisme en sociaal contact. Na
het duivenhok is het duivenlokaal nog de tweede belangrijkste plaats op aarde.
Het stadsbestuur steunt de duivensport
actief met de jaarlijkse organisatie van de vrijetijdsduivenvlucht
en de superprestigewedstrijd. Je zult altijd mensen
zoals Omer Callebaut nodig
hebben om van dit soort organisaties een succes te maken. Bedankt Omer in naam van alle aanwezigen.
Dan rest mij nog de kampioenen van de
vrijetijdsvlucht en van de superprestige-wedstrijd
alvast te feliciteren en U, dames en heren, te bedanken voor uw aandacht en ik
wens U nog veel plezier en amusement later op de avond.
PATRICK DE SMEDT
Schepen van Jeugd,
Sport en Gezinszorg