PROJECT ZORGZAME BUURT
18 MEI 2005
Over het “recht op arbeid” is iedereen het al
lang eens, de realisatie ervan in de praktijk is echter wat anders.
Ook voor de huidige regering behoort
jobcreatie tot de hoogste prioriteit, de actieve welvaartstaat voor iedereen is
echter spijtig genoeg nog steeds veraf.
12 OKTOBER 1991
Dames en heren,
Geachte genodigden,
Beste vrienden,
Ik wil hier eerst en
vooral de op de uitnodiging aangekondigde collega-schepen Gracienne Van
Nieuwenborgh verontschuldigen. Zij kon hier onverwachts niet aanwezig zijn en
heeft mij gevraagd om U, ook in haar naam, hartelijk te verwelkomen, wat ik bij
deze namens het College van Burgemeester en Schepenen graag doe.
Beste senioren,
Welkom in Aalst.
Welkom in het cultureel centrum "De Werf".
"Aalst plezante
stad" is een omschrijving, terug te vinden in toeristische brochures over
Aalst, die refereert naar het alomgekende Aalsterse karnaval. Tegelijkertijd
wil deze uitspraak ook zeggen dat het aangenaam vertoeven is in onze Ajuinstad
en dat Aalst zijn bezoekers veel te bieden heeft. Best gekend zijn de
historische gebouwen van de stadskern : Belfort, Sint-Martinus, Oude-hospitaal,
Borse van Amsterdam. Een bezoek is meteen ook een ontmoeting met Dirk Martens,
Priester Daens, Valerius De Saedeleer en ons aller Louis-Paul Boon. Men kan
hier ook de rust van het uitgestrekte stadspark of de landelijkheid van de
Faluintjes opzoeken.
Meer dan 500
horecabedrijven bieden een gevarieerde keuze aan restaurant- en
logie-accommodaties. Men mag ten slotte ook niet vergeten dat Aalst, als
belangrijk regionaal commercieel- en handelscentrum, zowat aan de periferie van
de hoofdstad van Europa gesitueerd is en daardoor interessante potentiële
groeimogelijkheden heeft.
Met de ingebruikname
van dit cultureel centrum op 5 maart 1988 kreeg Aalst ook op cultureel en
artistiek gebied ongekende mogelijkheden. De werf groeide uit tot een groot
cultuur- en ontmoetingscentrum, als exponent van een samenleving die vrije tijd
en cultuur tot een essentieel onderdeel van haar bestaan wil maken. De werf
biedt niet alleen een podium voor artistieke kwaliteit uit binnen- en
buitenland, maar steunt ook, als dienstverlenend centrum, de initiatieven van
het rijke Aalsterse verenigingsleven.
Vandaag zijn wij
bijzonder verheugd gastheer te mogen zijn van de senioren-academie van de
Vlaamse Federatie van Socialistische Gepensioneerden.
Sedert 2 jaar wordt
met veel inzet en enthousiasme gewerkt aan een waaier van activiteiten, waarmee
men zich vooral wil richten tot de jongste groep van gepensioneerden, die niet
of nog niet aangesloten zijn bij een bond.
In dit verband
verwijs ik graag naar de zeer verzorgde maar jammer genoeg éénmalige uitgave
"Weet Wijzer" de mutualistische gids voor senioren.
Wij zijn ook zeer
verheugd dat alle voordrachten uit het programma '91 - '92 in dit cultureel
centrum gehouden zullen worden. Het is trouwens niet voor het eerst dat de
federatie hier te gast is.
Wanneer men het
heeft over "bonden van gepensioneerden" of over het seniorenwerk in
het algemeen, dan denken buitenstaanders dikwijls aan oudere mensen die alleen
maar kaarten, koffietafel houden, dagreis maken en baandancings bezoeken.
Welnu, als ik zo het
programma van de academie voor het volgend jaar bekijk, dan is het voorgaande,
op zijn zachtst uitgedrukt, een eenzijdig en vertekend beeld. De
senioren-academie biedt inderdaad veel meer kansen en mogelijkheden.
Naast ontmoeting en
ontspanning biedt het programma ook vorming, dienstverlening en zelfs
belangenverdediging.
Arbeid alleen is
gelukkig niet meer het enig zingevend element in het leven : mensen kunnen zich
gelukkig nu ook meer en meer oriënteren op gezin en vrije tijd. Een
mogelijkheid waaraan onze socialistische strijd zeker niet vreemd is. Mensen
hebben tegelijkertijd ook behoefte aan sociaal contact, zelfwaardering en
zelfrealisatie. De idee van "life-long learning" maakt de laatste
jaren steeds meer opgang.
Met opnieuw een
doel, met nieuwe plannen, bewaren we ook op latere leeftijd onze
zelfstandigheid en geven we diepgang aan ons leven en aan dat van anderen. Dit
is, denk ik, de belangrijkste boodschap van vandaag.
Ik maak hier tot
besluit van de gelegenheid graag gebruik om de verantwoordelijken van onze
mutualiteit Bond Moyson te bedanken. Is de hoofdzetel dan al niet in Aalst
gevestigd ? Tot spijt van wie het benijdt, dan is daar altijd nog onze
dynamische en sympathieke voorzitter en pleitbezorgster gezellin Christiane
Roelandt.
Ik dank ook kameraad
Pierre Janssens, Algemeen Secretaris, die samen met Christiane de weg effende
voor de nieuw bouwprojecten in Aalst. Wij zijn U daar als Aalstenaars
vanzelfsprekend dankbaar voor.
Ten slotte dank ik
ook Gracienne De Bruyn, die als federaal verantwoordelijke samen met vele
anderen instaat voor de praktische organisatie van de dagdagelijkse werking van
de seniorenacademie.
Dames en heren,
Ik wil hier
besluiten. De volgende sprekers zullen U zeker nog heel wat interessante
informatie kunnen bezorgen. Ik weet haast zeker dat U tijdens de komende
werkingsperiode nog veel boeiende en prettige dagen met de senioren-academie
wachten, die ik dan ook voor de toekomst het grootst mogelijk succes toewens.
Ik dank U voor uw
aandacht.
PATRICK DE SMEDT
Schepen van Openbare Werken
en Patrimonium
Demografen hebben
uitgerekend dat er in juni 1999 niet minder dan 6 miljard mensen op de wereld
zullen zijn. Ontwikkeling is de noodzakelijke voorwaarde om onze collectieve overleving
veilig te stellen. Maar ontwikkeling kan niet zonder vrede en vrede is niet
mogelijk zonder het bestaan van en het respect voor mensenrechten.
Het beeld van de
mensheid die verscheurd wordt tussen de afkeer van oorlog en zinloos geweld en
het onvermogen om samen te leven met mensen die anders zijn van kleur, ras en
cultuur, is weinig verheffend maar wordt helaas nog al te vaak door de
realiteit bevestigd.
En toch is er altijd
ook hoop. Meer en meer groeit de samenwerking tussen volkeren in de strijd
tegen ondervoeding, ziekte, economische uitbuiting, onvrijheid en politieke
tirannie. Het is eerst en vooral een strijd tegen de armoede. Of het nu gaat
over levensnoodzakelijke behoeften of over sociale achterstelling, de strijd
blijft dezelfde. Het sleutelbegrip is de menselijke waardigheid. Elke mens, ook
de geringste of de armste, heeft zijn waardigheid en voor mensenrechten hoort
men niet te bedelen. En dan spreek ik over mensenrechten in de brede betekenis.
Wanneer in de media gesproken wordt over schendingen van mensenrechten wordt
meestal verwezen naar martelingen, verdwijningen, willekeurige arrestaties en
zo meer. Men vergeet daarbij dat er ook economische, sociale en culturele
mensenrechten zijn : het recht op een goede gezondheidszorg, het recht op
onderwijs, het recht op arbeid, het recht op een gezond leefmilieu, het recht
op eigen cultuuruitingen.
Op zaterdag 17
oktober is het de Werelddag van Verzet tegen Extreme Armoede. Het Steunpunt welzijn
roept op tot massale aanwezigheid bij de inhuldiging van het tegelmonument
"Stop de Armoede". Dat krijgt een plaats in de omgeving van het
sociaal woningbouwproject Sint Elisabeth in de Gasthuisstraat. De symboolwaarde
is duidelijk : de strijd tegen de armoede die tegelijk ook een strijd is voor
mensenrechten, voor ontwikkeling en voor vrede. In die zin sluit het perfect
aan bij het Vredestapijt op de Grote Markt en bij dat ander themamonument de
Vredespaal op het Esplanadeplein. De blijvende confrontatie met deze symbolen
is nodig om de onverschilligheid en het onbegrip te doorbreken.
PATRICK DE SMEDT
Schepen van Openbare Werken,
Patrimonium en Huisvesting
WELKOMSTWOORD ACADEMISCHE
ZITTING "STOP DE ARMOEDE"
19 OKTOBER 1997 PRIESTER DAENSFONDS.
C.C. DE WERF- THEATERZAAL -1 TE
9u30.
Ik heet u namens het
stadsbestuur van harte welkom op deze academische zitting, georganiseerd door
het Priester Daensfonds, die kadert in de Stop de Armoede-actie, die dit jaar
in het teken staat van de dakloosheid en thuisloosheid.
17 oktober werd 10
jaar geleden door de Verenigde Naties uitgeroepen tot "Werelddag van
verzet tegen de extreme armoede".
In de stad waar 100
jaar geleden de "armen" Adolf Daens naar het Parlement stemden, slaan
velen de handen nu voor het derde opeenvolgende jaar in elkaar rond de schreeuw
"Stop de Armoede".
Gesteund door tal
van verenigingen is dit weekend een opgeheven STOP-bord : "Stop de
Armoede" klinkt nooit luid genoeg. De nadruk ligt hierbij vooral op
sensibilisering : een groot woord voor het aanbieden van informatie, bevorderen
van de maatschappelijke discussie over armoede, aanmoediging van de publieke
interesse. Opvallend en bemoedigend is de actieve bewogenheid vanuit vooral de
sociaal-culturele sector.
In 1994 werden de
sociale grondrechten, waaronder het recht op behoorlijke huisvesting
ingeschreven in de grondwet.
Het recht op
huisvesting is één van die thema's die de andere armoedeterreinen doorkruist.
Wie immers niet
beschikt over een degelijke, menswaardige woonst wordt ook aangetast op andere
levensdomeinen zoals werk, gezin, gezondheid, sociale relaties e.d.
Het verwerven van
een degelijke woning is onlosmakelijk verbonden met een degelijk inkomen. Heeft
men niet de beschikking over een degelijk inkomen, leeft men in armoede of is
men bestaansonzeker, dan ligt de weg naar uitsluiting uit de samenleving open :
van het huren van een gemeubelde kamer naar het huren van een krotwoning, over
het voortdurend noodgedwongen verhuizen tot woononzekerheid, uithuiszetting en
tenslotte dakloosheid.
Het zijn vooral
specifieke bevolkingsgroepen zoals de éénoudergezinnen, alleenstaanden, grote
gezinnen, bejaarden met een laag pensioen, werklozen, migranten, gehandicapten,
politieke vluchtelingen, die geconfronteerd worden met huisvestingsproblemen.
Laten we niet
vergeten dat hoe geringer het inkomen is, hoe groter het aandeel van de
huurprijs is in het gezinsbudget.
Een zeer extreme
vorm van de aantasting van het recht op wonen is dus de zogenaamde dakloosheid.
Doch eigenlijk zijn
al diegenen die niet in staat zijn - om welke reden ook - om een stabiele,
menswaardige woning te betrekken, dakloos in de ruimste zin van het woord.
De aantasting van
het recht op wonen is een rechtstreeks gevolg van de ontoereikendheid van zowel
de privé-huurwoningenmarkt, die zich kenmerkt door hoge huurprijzen en
verouderde woningen van slechte kwaliteit, als van de sociale
huisvestingsmarkt. Beide zijn lang niet
voor iedereen toegankelijk.
Huisvestingsproblemen
doen zich verhoudingsgewijs meer voor in de stedelijke agglomeraties, bijzonder
in de 19e eeuwse gordels. Aalst is daar vooral op de rechteroever nog steeds
een sprekend voorbeeld van.
Gebrek aan
investeringen in de vernieuwing van het stedelijke woonpatrimonium werkte
leegstand in de hand. Verwaarloosde binnensteden en achtergestelde buurten
waren het gevolg. Gezinnen met hoge inkomens ontvluchtten de stad op zoek naar
meer woonkwaliteit.
Hierdoor werd de
druk op het randgebied steeds groter. Lintbebouwing en verspreide bebouwing in
de open ruimte illustreren inmiddels een acuut gebrek aan planologische
traditie.
Maar ik dwaal af van
het onderwerp. Of toch niet helemaal. Als er onder wetenschappers en
welzijnswerkers al een consensus bestaat, is het dat armoede vooral een
stedelijk fenomeen is. Het grootste aantal bestaansminimumtrekkers woont in
steden. Sedert het begin van de 70-er jaren is er ook het verschijnsel van de
toenemende gezinsverdunning : jongeren die alleen gaan wonen en ouderen als
alleenwonenden. Het zijn vooral deze groepen die de omvang van de
woningbehoefte zijn gaan bepalen.
Dat het hier een
structureel probleem betreft en dat een onmiddellijke oplossing niet voor de
hand ligt, hoeft geen betoog.
Sedert 1990 werden
zowel op het niveau van het Vlaams Gewest als in diverse steden en gemeenten
initiatieven genomen en middelen vrijgemaakt om het "recht op wonen"
voor iedereen, concreet gestalte te geven.
Met de afbakening
van woonnoodgebieden, de erkenning van herwaarderingsgebieden, de invoering van
de belasting op leegstand, het reglement op kamerwonen, de
terbeschikkingstelling van noodwoningen, het invoeren van objectieve
toewijzingscriteria bij de verhuur van sociale woningen, de concrete projecten
in uitvoering van het urgentieprogramma Domus Flandria en de systematische
renovatie van het eigen woningpatrimonium, wordt duidelijk dat het stadsbestuur
terdege begaan is met het lot van de circa 5 000 Aalstenaars voor wie armoede
een rauwe realiteit is waar zij niet uitgeraken. We zijn dus nog niet thuis.
Dankzij het VFIK
(Vlaams Fonds voor integratie van Kansarmen) werd het project "Woonwinkel" gestart dat met
middelen uit het Sociaal Impulsfonds zal verdergezet worden.
De Woonwinkel zal
uitgebouwd worden als een herkenbare, laagdrempelige stadsvoorziening ter
ondersteuning van kansarme bewoners en kleine eigenaars.
Tevens zal hij
fungeren als observerend en adviserend orgaan ter signalering aan het beleid
van hiaten binnen het huidige woonkader.
Het Sociaal
Verhuurkantoor van het O.C.M.W. werd uitgebouwd als instrument ter verhoging
van de toegankelijkheid van de privé-huurmarkt.
Wat de sociale
huisvestingprojecten van de stad en het O.C.M.W. betreft, werd een systeem van centrale
inschrijvingslijst aangelegd. Een aantal sociale huisvestingsmaatschappijen
verlenen hieraan hun medewerking.
De verkrotting van
leegstaande woningen en gebouwen wordt bestreden door het opleggen van een
progressieve belasting op de leegstand.
Privé-initiatieven
binnen het welzijnsveld zoals het Crisisinterventiecentrum Niemandsland en de
vzw De Konker, een centrum begeleid wonen voor thuislozen, bieden op hun
specifieke manier de nodige ondersteuning.
Doch ondanks al deze
inspanningen moeten we spijtig genoeg vaststellen dat er steeds meer mensen
zijn die er niet in slagen een leefbare woning te vinden tegen een betaalbare
prijs.
Een niet
onaanzienlijk deel van de Sociaal Impulsfondsmiddelen zal dan ook aangewend
worden om een kwalitatief woonbeleid te helpen realiseren, dat gericht is naar
iedereen die het moeilijk heeft op de woningmarkt.
Naast het opzetten
van nieuwe, kleinschalige sociale
huisvestingsprojecten zal er een "rollend fonds" voor voorschotten op
Vlaamse huisvestingspremies worden opgericht.
Er zal tevens een
technische adviesstructuur in het leven worden geroepen die vooral informatie
zal verstrekken m.b.t. geschatte renovatiekosten, vergunningsplichtige werken,
administratieve procedures voor het verkrijgen van vergunningen en technische
randvoorwaarden.
Bovendien zal heel
wat aandacht worden geschonken aan verkommerde buurten zoals o.a. de als
achtergesteld omschreven Hospitaalwijk.
Door de renovatie
van het gebouw Hertshage zal de bestemmingsfase gerealiseerd worden voor het
onderbrengen van een centrum voor residentiële en nachtopvang, een
jeugdbegeleidingscentrum en een centrum voor begeleid wonen van mentaal
zwakkeren.
Tot nu toe waren wij
voor noodopvang naast Niemandsland vooral aangewezen op bijna onverantwoorde
oplossingen in de gebouwen Bond Moyson,de cellen van de politie en het
stedelijk ziekenhuis.
Een ander probleem
dan de dakloosheid is dat we steeds vaker te maken krijgen met
"thuisloosheid" waarbij er veel meer aan de hand is dan louter een
huisvestingsprobleem.
Thuisloosheid moet
beschouwd worden als een extreme vorm van armoede en sociaal isolement. De
thuisloze staat er alleen voor, familiebanden en relaties zijn verbroken en
vaak zijn de kinderen geplaatst.
Thuislozen komen
meestal terecht in crisisopvangcentra en onthaaltehuizen. Het ontbreekt deze
mensen vaak aan de nodige vaardigheden om opnieuw een "thuis" te
hebben, om opnieuw een volwaardige plaats in de samenleving in te nemen.
Wij zijn dan ook
verheugd dat het centrum voor begeleid wonen voor thuislozen, De Konker, de
niet eenvoudige taak op zich heeft genomen deze mensen op verschillende vlakken
(administratieve begeleiding, budgetbegeleiding, woonbegeleiding en psychosociale
begeleiding) te ondersteunen om stappen te leren zetten in de richting van een
menswaardig bestaan.
Ik zou willen
besluiten met de overtuiging, dat indien we de problemen van dakloosheid én
thuisloosheid willen oplossen, we een woonbeleid op alle beleidsniveau's zullen
moeten voeren, waarbij de participatie van de betrokkenen een onmisbare
voorwaarde is dat er moet voor zorgen dat zowel de privé-huurwoningenmarkt als
de sociale huisvestingsmarkt voor iedereen toegankelijk is.
Het armoedebeleid in
België is de laatste twintig jaar grondig veranderd. De klemtoon is geleidelijk
verschoven van het garanderen van een minimum inkomen naar maatschappelijke
integratie. Hoe dichter men bij de harde kern van de armoede-populatie komt hoe
omvangrijker het sociaal isolement wordt.
Het beleid moet nog meer
gericht worden op reïntegratie van kansarmen in het arbeidsproces, op het
wegwerken van onderwijsachterstanden of op het versterken van de positie van
bestaansonzekeren op de woningmarkt. De waarde van het actuele armoedebeleid is
precies gelegen in het feit dat zij inspirerend is voor en de weg kan wijzen
naar een vernieuwing en uitdieping van de verzorgingsstaat.
Naast een
horizontaal beleid dat ministeriële bevoegdheden zoals stedelijk beleid,
gelijke kansen en maatschappelijke integratie en ruimtelijke ordening
coördineert, moet aan de reeds genoemde participatie concreet gestalte gegeven
worden. Hierover, en daarmee wil ik echt afronden, nog kort het volgende.
Stilaan is iedereen
er ondertussen wel van overtuigd dat vele problemen vermeden kunnen worden door
het voorzien van kleinschalige huisvestingsprojecten, goed ingebed in de lokale
gemeenschap met een menging van huur-en koopwoningen. Zopas ontving ik ook de
eindrapporten van twee studies i.v.m. de leefbaarheid van sociale
woonprojecten. De twee samen vormen de zgn. "leefbaarheidscode"
i.v.m. sociaal wonen.
Het eerste luik
behandelt de fysieke of ruimtelijke context, het tweede luik de sociale
omgeving. Zo is men door middel van talrijke praktijkvoorbeelden gekomen tot
een bruikbare handleiding met
onderrichtingen voor nieuwbouw en renovatie en aanbevelingen i.v.m.
gemeenschapsvoorzieningen en woonomgeving. Het tweede deel bevat een hele reeks inspirerende suggesties bij de
realisatie van de bewonersparticipatie in het beheer van sociale huisvestingsprojecten.
De leefbaarheidscode is toekomstgericht een instrument dat de sociale
huisvestingsmaatschappijen en de lokale besturen zeer praktijkgericht
ondersteunt en dat zeker even nuttig gebruikt zal kunnen worden door het
welzijns- en opbouwwerk.
Laten we vandaag ook
de Aalsterse zigeuners niet vergeten. Zij strijden reeds jaren voor en meer
verantwoorde huisvesting. Nu met de inrichting van 2 nieuwe woonwagenterreinen
de oplossing eindelijk concreet wordt, reageert een belangrijk deel van de bevolking
onwillig.
Mag deze dag ook
onrechtstreeks voor hen een steun zijn.
Patrick De Smedt
Schepen van openbare
werken
en patrimonium
HELP
! ? ! ?
We leven in een tijd, waarin méér mensen op
onze planeet in armoede leven dan in welstand. Zelfs in ons welvaartsstaatje
komen méér mensen dan we wel denken niet meer rond. Als je zelfs
levensnoodzakelijke uitgaven (zoals voeding en kleding) niet meer aan kan, dan
is er een "probleem". Risicogroepen zijn o.m. laaggeschoolde
langdurig werklozen, alleenstaanden met kinderlast, bejaarden met een klein
pensioentje, gefailleerde kleine zelfstandigen en meer en meer ook
lagergeschoolde schoolverlaters die aan geen werk geraken.
Hoe moet men aankijken tegen dit
"probleem" ?
Er zijn verschillende opvattingen.
Elke mening leidt tot een andere benadering
...
Is het de "schuld" van de betrokkenen zelf ? Wie dàt meent, zal vlugger
geneigd zijn om de sociale vergoedingen nog wat meer te verminderen, in de hoop
dat de luiaards dan wel werk zullen gaan zoeken ...
Is het een "ongeluk", toe te schrijven aan een moeilijke jeugd, een
gebroken relatie, een roekeloos kredietgedrag ? Ook deze mening leeft bij
velen. Hier verwacht men van welzijnsdiensten dat ze voor advies en begeleiding
zorgen, zodat deze mensen er opnieuw bovenop komen.
Is armoede gewoon "van alle tijden"
? Een noodlot ? Vele mensen geloven
er niet in dat armoede kan bestreden worden tot in de wortel. Toch hebben ze
medelijden. Ze zien honger en ze geven een brood (of een worst). Ze zien lompen
en ze geven tweedehands kleding. Zo rechtstreeks mogelijk. Enkel liefdadigheid
kan in deze visie voor lotsverbetering zorgen.
Of is armoede het (complexe) gevolg van (complexe)
oorzaken : persoonlijke én maatschappelijke ? Zijn de armen het "slachtoffer" van o.m. de massale
uitstoot van laaggeschoold werk naar hongerloonlanden, van de
prestatiemaatschappij (waarin zwakkeren niet meer meekunnen) ... ? Zijn zelfs
zogenaamde "persoonsgebonden" moeilijkheden zoals laag zelfbeeld,
alcoholisme, zwakke gezondheid ... niet ook het gevolg van sociale uitsluiting,
slechte huisvesting, ... ? Wie ervan overtuigd is dat armoede geen toeval is,
maar voortkomt uit onze manier van "samenleven" zal o.m. de nadruk
leggen op politieke en maatschappelijke structuurveranderingen. Bv : zorgen
voor werk en een goede sociale zekerheid zodat voedselhulp aan werklozen niet
meer hoeft ...
Deze verschillende houdingen zien we ook in
het taalgebruik. Wat voor de ene "rechtstreekse hulp" is, is voor een
andere een "aalmoes". "Emanciperend werken" is voor een
andere "vergaderen in plaats van helpen". "Liefdadigheid"
wordt "hulp" genoemd, armen noemt men "minderbedeelden".
Enz.
In de praktijk van alledag hebben zowel (meer
persoons- of buurtgerichte) welzijnsinitiatieven nut, als inzet op
maatschappelijk-politiek gebied. Anders is het met liefdadigheid. In een tijd
waarin gehandicapten het niet meer slikken het medelijden wekkende voorwerp te
zijn van caritatieve acties en waarin derdewereldhulp steeds minder gelijkt op
"zilverpapier voor de arme negertjes" ... lijkt liefdadigheid echt
wel uit de tijd. Zo terecht kritisch als we echter staan t.o.v.
paternalistische ontwikkelingshulp of gehandicaptenzorg, zo eenvoudig lijkt dan
weer "kansarmoede" opgelost met een of andere liefdadige actie.
De vierdewereldbeweging - en zij niet alleen
- stelt het "respect voor de menselijke waardigheid" als belangrijk
uitgangspunt. Nu houdt liefdadigheid (hoe goed bedoeld ook) altijd een dosis
betutteling en vernedering in, zodat het maar de vraag is of massale actie en
happenings een stap vooruit zijn. Een
open vraag.
Het zou kunnen dat de opgewekte publieke
aandacht leidt naar méér daadwerkelijke kansarmoedebestrijding. Maar het zou
ook kunnen dat onder het mom van "rechtstreekse hulp" het "recht
op maatschappelijk welzijn voor iedereen" nog meer afgebrokkeld wordt dan
het al is.
In de visie van de vierdewereldbeweging is
armoede een onrecht.
Heeft liefdadigheid een plaats in de strijd
tegen onrecht ?
PATRICK DE SMEDT
Dames en heren,
Welkom op onze eerste
opendeurdag. Het is allang niet meer zo vanzelfsprekend dat kinderen steeds
thuis door vader en moeder opgevangen worden. Kinderopvang, voornamelijk door
de overheid georganiseerd, is niet meer weg te denken uit onze samenleving. De
redenen zijn bekend : buitenshuis werkende ouders, onregelmatige werkuren, nog
werkende grootouders die vaak ook in een andere gemeente wonen, maar ook
algemeen in sommige crisis-gezinssituaties de nood aan degelijke opvang.
Aan de stijgende en
diverse vraag naar kinderopvang werd in de loop der jaren ook in Aalst tegemoet
gekomen door o.a. de oprichting van kinderkribben, peutertuinen, bijkomende
opvang in scholen, opvang aan huis, opvang voor beperkte duur, onthaalgezinnen
en vakantiespeelpleinen. Toekomstgericht zou het kunnen dat het
privé-initiatief een deel van de markt gaat opeisen, rekening houdend met een
stijgende vraag naar diverse mogelijkheden voor kinderopvang en een stagnatie
van het aanbod door de overheid, die steeds om financiële middelen verlegen
zit. Er is op dit ogenblik al sprake van medefinanciering van kinderopvang door
private instanties, van het huren van kindplaatsen in crèches door bedrijven en
er is ook nog de problematiek van de zelfstandige onthaalmoeders. Belangrijk is
alvast het nieuwe initiatief van Minister De Wulf waarbij een
samenwerkingsverband tussen privé bedrijven en nationale en plaatselijke
overheid voorgesteld wordt in functie van het opstarten van bijkomende
initiatieven. Het is dus duidelijk dat wij hier te maken hebben met een expansieve
sector.
Om te zien dat alle
verwezenlijkingen in Aalst er niet zo maar gekomen zijn, is het misschien goed
om even terug te gaan in de tijd. Meteen wil ik hier hulde brengen aan mijn
voorgangers-schepenen die op dit terrein, dikwijls in moeilijke omstandigheden,
toch initiatief hebben kunnen nemen. Maar diegene aan wie de grootste
verdienste toekomt, en we zijn gelukkig haar in ons midden te mogen begroeten,
is zonder de minste twijfel mevrouw Sylvie Petit, gemeenteraadslid van 1956 en
1976. Gedurende vele jaren heeft zij tijdens tal van raadszittingen met een
groot doorzittingsvermogen steeds weer opnieuw de noodzaak van de oprichting
van een kinderdagverblijf in Aalst bepleit. Vanuit haar aandacht voor de
buitenshuis werkende ouders, in het bijzonder de moeders, vestigde mevrouw
Petit de aandacht van het stadsbestuur op de groeiende behoefte aan
kinderopvang. Hetgeen vandaag zo vanzelfsprekend lijkt was dat 20 à 30 jaar
geleden allerminst. Het dossier van de kinderkrib was hetzelfde lot beschoren
als vrijwel alle dossiers van enige omvang in Aalst, waarbij aanspraak moest
gemaakt worden op betoelaging door de hogere overheid. Al in 1958 diende zij
een amendement in op de stadsbegroting, waar toen 5 miljoen op de buitengewone
begroting van 1959 werd voorzien voor de oprichting van een kinderkrib. Een
maat voor niks, zoals later bleek met enkel een symbolische waarde. Het zou
duren tot 1963 vooraleer de gemeenteraad zou overgaan tot het nemen van de
principiële beslissing tot oprichting van een kinderkrib. In nog eens 10 jaar
tijd werden niet minder dan 33 leningsdossiers voor de stad van 31 miljoen,
afgehandeld. Altijd opnieuw was het Sylvie Petit die zowel vanuit de minderheid
als vanuit de meerderheid het Schepencollege interpelleerde over de stand van
zaken.
Vanaf 1974 komt er
serieus schot in de zaak. Eind 1975 wordt de krib in gebruik genomen en op 19
juni 1976 officieel geopend.
Met de inplanting
van het gebouw op de rechteroever in een volkse wijk waar de vraag naar
kinderopvang groot was, werd t.o.v. het stadscentrum een gedecentraliseerde
dienstverlening gerealiseerd in een stadsaandeel met op dat moment relatief
weinig diensten.
De visie op de
inrichting van het gebouw was deze van het aanbieden van een infrastructuur
waarin de kinderen het best tot ontplooiing zouden kunnen komen. Daarom werd
het concept van een koele klinische instelling afgewezen. Daarentegen werd
gezocht naar een goed evenwicht tussen verzorgings-, speel- en slaapruimte per
verdieping en per leeftijdscategorie. Daarnaast werd ook gedacht aan een
toegang tot het gebouw met een zeer open karakter en voldoende parkeerruimte en
groenvoorziening. Gelukkig groen zou ik zeggen, en dan heb ik het vooral over
de tuin en de buitenspeelruimte, waarvan de kinderen bij goed weer ten volle
kunnen genieten.
Gestart met de
opvang eind 1975 van 18 kinderen is dit aantal vrij snel in stijgende lijn
gegaan. In 1977 waren er al 90 kinderen en nog onlangs werd een
capaciteitsuitbreiding bekomen tot 128 erkende plaatsen. En de vraag overtreft
nog steeds het aanbod.
Uiteraard breidde
het aantal personeelsleden : kinderverzorgsters, verpleegsters,
kleuterleidsters, onderhouds- en keukenpersoneel eveneens stelselmatig uit,
aanvankelijk o.l.v. Mevrouw Monique Buys, nu onder de dynamische leiding van
Mevrouw Irma De Meyer.
Sedert twee jaar
werken wij vanuit het schepencollege en vanuit mijn diensten aan een
kwaliteitsverbetering in onze verschillende kinderopvangsystemen, waarbij het
opvoedkundig aspect nu veel aandacht krijgt zonder evenwel het louter
verzorgend aspect te verwaarlozen. Behalve de invoering van bijkomende
informatie- en vormingspakketten voor het personeel drong zich ook een grondige
reorganisatie op. Vormingscursussen worden nu opgericht, een eigen
informatietijdschrift werd opgestart en tussentijdse werk- en
evaluatievergaderingen worden gehouden. Gelet op de discrepantie, zeg maar het
verschil, tussen de administratieve en werkelijke plaats van tewerkstelling van
de kinderverzorgsters namen wij al in 1988 de optie om op termijn de
administratieve en de werkelijke situatie in overeenstemming te brengen.
Waarmee bedoeld werd dat de kinderverzorgsters in vast of tijdelijk verband
aangesteld in de kinderkrib er ook effectief zouden werken. Dit lijkt een
logische maatregel en dat is het ook maar wie vertrouwd is met de sector weet
hoe moeilijk de realisatie van dit objectief is geweest.
Het sociaal doel van
de kinderkrib met het extern aspect van de tarifiëring en de interne
kostenstructuur vervolledigen het beeld van de kinderopvang, die
toekomstgericht moet gezien worden tegen de achtergrond van de slechte
financiële toestand van de stad, de financiële meerjarenplanning en de absolute
en dwingende noodzaak aan besparingen.
De randvoorwaarden
hierbij zijn enerzijds dat besparingen in deze "zachte" sector
slechts doorgevoerd kunnen worden indien de kwaliteit behouden blijft, terwijl
anderzijds de kinderkrib moet blijven beantwoorden aan het sociaal doel
waarvoor zij werd opgericht. De door de hogere overheid vastgelegde tarifiëring
op basis van het inkomen blijft hier een belangrijke waarborg.
In termen van
rentabiliteit uitgedrukt betekent dit dat men de sociaal verantwoorde tarieven
zal moeten koppelen aan minder uitgaven. Hierbij kan ik aanstippen dat enkel de
belangrijkste gewone uitgaven voor kinderopvang op jaarbasis ongeveer 44
miljoen bedragen. Samen met de buitengewone investeringen komt dit ongeveer
overeen met 1 % van de personenbelasting, zoals U weet momenteel 9 % in Aalst.
Een cijfer dat toch even tot nadenken stemt.
Tot slot misschien
nog de positieve mededeling dat vanaf 1 januari de bestaande peutertuin in de
Oude Gentbaan zal omgeschakeld worden naar een kinderkrib, waardoor een
capaciteitsuitbreiding van 20 naar 36 kindplaatsen mogelijk wordt.
Dit werd mogelijk
dank zij de ingebruikname van de nieuwbouw door de school, zodat de vrijgekomen
ruimte mits de nodige aanpassingen in overeenstemming met de normen van Kind en
Gezin als kinderkrib kan ingericht worden. De verbouwingswerken gaan van start
op 15 november. Zij omvatten dakwerken, inrichtings- en schilderwerken en
vergen een investering (niet betoelaagd) van ongeveer 3,8 miljoen.
Dames en heren,
In schril contrast
met deze koude cijfer- en administratieve gegevens zijn hier dagelijks mensen
in de weer om de opvang zo goed en zo kindvriendelijk mogelijk te organiseren.
Het ligt in onze bedoeling via de oprichting van een oudercomité in de toekomst
de ouders hierbij zo nauw mogelijk te betrekken. De rondvraag naar voorstellen
in functie van de naamgeving, de ingevoerde enquête bij de ouders op het moment
dat de kindjes onze krib verlaten en de invoering van een jaarlijkse
opendeurdag zijn hiervan reeds de eerste concrete voorbeelden.
Ik ben zeer verheugd
dat onze kribbe vanaf heden een meer persoonlijk tintje krijgt. De naam
"Oogappel" symboliseert de kindvriendelijke aanpak in de kribbe. Met
het nieuwe logo, zichtbaar aan de straat en voorkomend op stickers en op alle
buitengaande briefwisseling wordt aan dit nieuwe imago de nodige ruchtbaarheid
gegeven.
Vandaag krijgt
iedereen de kans om de werking van de kinderkribbe van nabij mee te maken. Men
kan op alle verdiepingen en bij alle leeftijdsgroepen een kijkje nemen en het
personeel en ikzelf zullen U graag en deskundig te woord staan. Ik nodig U ook
graag uit om op de eerste verdieping de tentoonstelling "Veiligheid in en
rond de woning" te bezoeken. Deze werd ons ter beschikking gesteld door
onze subsidiërende overheid Kind en Gezin, waarvoor onze dank.
Mij rest alleen nog
de aangename plicht om twee dames in de bloemetjes te zetten, namelijk :
Mevrouw Sylvie Petit, de enige aan wie het meterschap van deze kinderkrib
rechtmatig behoort toe te komen en Mevrouw Irma De Meyer, die als directrice al
jaren het beste van zichzelf geeft in dienst van de stad en in wie ik ook hulde
wil brengen aan het voltallig personeel voor de manier waarop zij zich inzetten
voor al onze oogappels. Dank U wel.
PATRICK DE SMEDT
Schepen van Jeugd,
Sport,
Vrije Tijd en
Gezinszorg
Mening over een aantal voorstellen om de dagelijkse stempelkontroleaanta te verbeteren
Patrick De Smedt Aalst, 21 augustus 1984
Socialistisch gemeenteraadslid
Vooruitzichtstraat 172
9300 Aalst
053/77 03 47
Graag uw mening over een aantal voorstellen
om de dagelijkse stempelkontrole te
Aalst-Centrum te verbeteren
Mevrouw,
Mijnheer,
Spijtig genoeg behoort ook u tot de grote groep van Aalstenaars die momenteel werkloos zijn. In Aalst-centrum zijn er dat nu circa 2600 (!). Zoals u weet is de dagelijkse stempelkontrole een opdracht die door de hogere overheid wordt toevertrouwd aan het stadsbestuur. Het is de plicht van het stadsbestuur om de stempelkontrole – tenminste zolang deze verplichtend is – op een zo vlot mogelijke wijze te laten gebeuren.
Wellicht zal niemand betwisten dat de wijze waarop de stempelkontrole in Aalst-centrum gebeurt heel wat kan verbeterd worden. In dit verband durf ik o.m. verwijzen naar de gunstiger situatie in de andere deel-gemeenten van Groot-Aalst.
Met het oog op een verbetering van de organisatie van de stempelkontrole in Aalst-centrum heb ik een aantal voorstellen tot wijziging ingediend, die op de eerstkomende zitting van de gemeenteraad (28 augustus 1984) zullen besproken worden.
Deze voorstellen zijn bedoeld om de dagelijks door de werkloze af te leggen afstand te verminderen zodat kan bespaard worden op tijd en energie en de kontroleverrichting zo snel mogelijk en in aanvaardbare omstandigheden te laten verlopen.
Het lijkt me vanzelfsprekend dat u, als direkt betrokkene, hiervan in kennis wordt gesteld en dat u de kans krijgt om u over deze voorstellen uit te spreken of eventuele andere voorstellen te doen. Daarom vraag ik u mij – hetzij schriftelijk, hetzij mondeling – uw mening te laten kennen over de hiernavolgende voorstellen :
1. Voorgesteld wordt de stempelkontrole niet langer op 1 plaats in Aalst-centrum te concentreren, maar te spreiden over minimum 2, bij voorkeur 4 goedgekozen plaatsen in Aalst-centrum, zodat de gemiddelde afstand tussen de woning en het stempellokaal aanzienlijk verkleind wordt.
2. Voorgesteld wordt het huidige beurtsysteem op basis van een alfabetische indeling met scheiding van mannen en vrouwen te vervangen door een beurtsysteem op basis van indeling volgens straat of wijk, zodat gezinnen met meer dan 1 werkloze de mogelijkheid krijgen zich op hetzelfde tijdstip aan te bieden (ook mogelijkheid van gemeenschappelijk vervoer).
3. Voorgesteld wordt de kontroletijd per groep van 15 minuten te vergroten tot minimum 30 minuten.
4. Voorgesteld wordt de kontrolebeurten enkel in de voormiddag te houden (zoals in de deelgemeenten).
Indien mij andere positieve voorstellen worden overgemaakt, zal ik niet nalaten deze eveneens op de gemeenteraad voor te stellen.
Patrick De Smedt
Door de nog steeds stijgende tendens van crematie is het
stadsbestuur genoodzaakt om geregeld
de hiertoe noodzakelijke infrastructuur uit te breiden.
Reeds meermaals kon de stad hiervoor beroep doen op de ‘gratis’ aangeboden hulp van de VDAB
herscholingsprogramma’s.
Reeds eerder werden zo de columbaria in Meldert en Aalst Centrum uitgebreid.
Na ongeveer 2 jaar onderbreking was nu de begraafplaats van Erembodegem aan de beurt.
Bij de laatste werkdag bracht de schepen van openbare werken Patrick De Smedt vorige donderdag
een onaangekondigd bezoek om de cursisten en hun begeleiders te danken.
Het nieuw columbarium sluit aan bij het reeds bestaande en vormt tegelijk een visuele afscherming
met de nieuw aangelegde toegansweg naar de nieuwe begraafplaatszone.
Het nieuw columbarium bestaat uit 3 geschakelde elementen met in totaal 215 nissen.
De werken werden uitgevoerd door 9 cursisten van het opleidingscentrum olv Mevr Coogen en
Instructeur Patrick Van Wesemael.
Dit kleine en vrij eenvoudige werk geeft de cursisten de gelegenheid om de opgedane praktische
en theoretische kennis toe te passen in een reële werksituatie.
Het werk werd gerealiseerd in ongeveer 1 maand .
Voor de dienst openbare werken stond Alex Geeroms in voor opvolging en logistieke steun.
Het stadsbestuur hoeft bij zo’n samenwerking enkel in te staan voor de levering van de noodzakelijke
materialen.
De schepen feliciteerde de ploeg en dankte hen voor het geslaagde resultaat.
Hij hoopt in de toekomst nog meermaals een beroep te kunnen doen op de beroepsopleidingsdiensten van de VDAB voor andere kleinere maar daarom niet minder belangrijke werken in de stad.
En hopelijk vinden de cursisten vlug een volwaardige job
Dames
en heren,
Arbeid
alleen is gelukkig niet meer het enig zingevend element
in het leven : mensen oriënteren zich nu ook meer en meer op gezin en vrije
tijd, wat niet wil zeggen dat de arbeidsrol zonder meer inwisselbaar is voor de
gezins-of vrijetijdsrol. Dit houdt onder meer in dat
een minder sterke arbeidsoriëntatie wel kan leiden tot bijvoorbeeld minder
arbeidsuren of tijdelijke arbeidsvermindering, maar veel minder tot een zelf
gekozen langdurig en zelden tot een blijvend arbeidsloos bestaan.
Arbeid
bepaalt immers in grote mate ons leven. Niet alleen verkrijgt men door arbeid
een materieel inkomen om in de primaire levensbehoeften te voorzien : er is ook
het psychologisch aspect : de bevrediging van de
behoefte aan sociaal contact, zelfwaardering en zelfrealisatie
Bovendien
neemt arbeid nog betrekkelijk veel tijd in beslag, zowel per dag als in jaren,
waardoor arbeid in grote mate de structuur van het leven bepaalt.
De
calvinistische arbeidsethiek met de religieuze plicht tot werken is niet zo
actueel meer ; de plicht zelf echter, in de zin van
het leveren van een nuttige bijdrage aan de maatschappij, leeft bij de meesten nog wel. Dit plichtsgevoel zou men kunnen opvatten
als de kern van de heersende arbeidsmoraal. Deze opvatting leidt tot de
veronderstelling dat het niet-werken om meer dan één reden over het algemeen
als onplezierig wordt ervaren. De niet-werkende voldoet niet aan de gestelde
normen. Men verliest een belangrijk deel van de sociale contacten, het maatschappelijk aanzien daalt en men heeft een zee van tijd,
die men niet geleerd heeft op een andere wijze dan met werk te vullen en te
organiseren.
Uit
talrijke voorbeelden blijkt dat naast de hogere overheden ook de lokale
besturen op heel wat terreinen kunnen bijdragen tot een betere organisatie van
de vele beleidsfacetten die met arbeid maar ook met werkloosheid te maken
hebben.
In
verscheidene steden en gemeenten zijn dan ook in het begin van de jaren
tachtig, naar aanleiding van de economische crisis, op overheids-,
privaat of gemengd initiatief, werkzoekendenwerkingen ontstaan die tegemoet
kwamen aan de behoefte tot vorming en sociaal contact.
De
ruim 5.500 Aalsterse werklozen, de schoolverlaters
die niet meer aan de bak kwamen, de nood van vele werklozen om hun vrije tijd
zinvol op te vullen, waren ook hier de impulsen voor het stadsbestuur om de oprichting
van een werklozenwerking in overweging te nemen. Begin 1984 werd door de
jeugddienst een enquête gehouden onder de Aalsterse werklozen ; 1.352 werklozen toonden interesse voor het
volgen van een cursus en maar liefst 97 werklozen stelden zich kandidaat als
lesgever. Het huis De Bolle in de Kapellestraat werd
aangewezen als vestigingsplaats, de RVA gaf vrijstelling van stempelcontrole en
het College van Burgemeester en Schepenen gaf met de goedkeuring van de
doelstelling de definitieve start op 2 mei 1984. Mijn voorganger, collega
Schepen Bourlon kreeg er een bevoegdheid bij.
De
werklozenwerking heeft in de afgelopen jaren zelf bewezen te beantwoorden aan
een grote behoefte. Met beperkte financiële middelen en beschikkend over een
weinig fraaie, eigenlijk niet aangepaste infrastructuur, is men er toch in
geslaagd om nu gemiddeld meer dan 200 geïnteresseerden per week een zeer
gevarieerd cursusaanbod aan te bieden met, door en voor werklozen.
Wij kunnen
ons verheugen over het feit dat de WLW met zijn aanbod tegemoet is gekomen aan
de vraag van een steeds groeiend aantal belangstellenden. Belangrijker nog dan
het cursusaanbod lijkt mijns inziens de bijdrage die de WLW kan leveren tot de
bewustmaking, de belangenverdediging en de actie van de werklozen als groep.
Eind
de jaren 70 en begin de jaren 80 kent de welzijnssector een explosieve
ontwikkeling. Er komt meer aandacht voor de welzijnsproblemen en je zou bijna
kunnen zeggen dat rond elk deelaspect, naar goeie
Vlaamse traditie, een vereniging wordt opgericht.
In
Aalst groeit uit de samenwerking van het Aalsters
Sociaal Overleg, dat de welzijnsorganisaties groepeert, met het stadsbestuur en
het OCMW, het Aalsters Coördinatiecomité voor
Welzijnsbeleid, dat een welzijnsmeerjarenplan op tafel legt. Later (in 1988 en
1989) krijgen de gemeenten via de zogenaamde kansarmoedefondsen
van Minister Van Den Bossche en Minister Lenssens van
de hogere overheid financiële middelen toegeschoven voor de realisatie van
bepaalde projecten. In dezelfde periode ontstaan te Aalst onder de noemer
"Basiseducatie" parallel aan de WLW een aantal privé-initiatieven, die erop gericht zijn de kansen van werkzoekenden op de
arbeidsmarkt te vergroten. Ik denk hierbij o.a. aan Tweede Kansonderwijs,
Opnieuw Gaan Leren, Alfabetisering, Auxilia,
Omschakelen en de werklozenwerkingen die vanuit de vakbonden gelijklopend
werden opgestart. En zo kom ik tot het wat delicate punt dat pogingen vanuit de
privaat educatieve initiatieven tot samenwerking met de WLW mislukten.
De
WLW plaatste zichzelf, naar mijn gevoel ten onrechte,
buiten de opstartende samenwerkingsverbanden. Ik wil hier zeker niet éénzijdig
voorbijgaan aan de grote verdienste van de werklozenwerking die ontstaan is aan
de basis en uitgebouwd werd door de direct-betrokkenen
zelf. Daar waar een aantal mensen zich sinds jaar en dag met hart en ziel
inspannen om de vrije tijd van werklozen zinvol op te vullen met taalcursussen,
vormings- en ontspanningsactiviteiten, ontstaat een gevoel
van samenhorigheid waarin het eigen initiatief wordt gekoesterd en beschermd
tegen invloeden van buitenaf. We kunnen rustig zeggen, denk ik, dat voor een
aantal mensen het huis De Bolle gewoon een tweede thuis was geworden, waar door
dagelijks intermenselijk contact een sterke band groeide tussen mensen met
dikwijls dezelfde noden of problemen.
Intussen
werden wij geconfronteerd met het feit dat dit Trefcentrum kwam leeg te staan
doordat de werking om uiteenlopende redenen omzeggens volledig was stilgevallen.
Vanaf dat moment speelden een combinatie van factoren :
de grote nood aan lokalen voor het onderbrengen van de stadsdiensten, de
beschikbaarheid van het volledige Trefcentrum door het stopzetten van de
werkzaamheden van het bibliotheekfiliaal en van de VZW Animo, herhaalde
klachten van de WLW zelf over de brandveiligheid van het huis De Bolle, het
gebruik van het Trefcentrum door de WLW voor haar sportprogramma, het ontbreken
van enig alternatief ingeval huis De Bolle vroeg of laat zou ingenomen worden
door administratieve diensten, enz.
De
WLW reageerde in eerste instantie terughoudend op het voorstel de werking over
te brengen naar het Trefcentrum en stelde heel wat praktische vragen bij een
eventuele verhuis. Met de garantie dat de nodige aanpassingen
zouden gebeuren en dat ook de vroegere bibliotheekruimte kon benut worden om er
een centraal gelegen secretariaat en een groot cursuslokaal te maken koos de
WLW uiteindelijk "waar voor zijn geld" en kon het grote werk
beginnen.
Ik
blijf ervan overtuigd dat dit een goeie keuze is
geweest. Deze oplossing biedt het stadsbestuur ook een dubbel perspectief : niet alleen kon aan de WLW een veel betere en
meer aangepaste behuizing geboden worden, ook werd op die manier het
Trefcentrum nieuw leven ingeblazen.
Het
doet ons plezier om vast te stellen hoe het scepticisme bij sommigen is
omgeslagen in een aanstekelijk optimisme, wat ertoe geleid heeft dat iedereen
de handen uit de mouwen begon te steken om mekaar te
helpen bij de verfraaiing van het gebouw. De ervaring leert dat het werk in een
gebouw zoals dit nooit af is. Ik twijfel er niet aan dat nog enorm veel
aangepast, veranderd en verbeterd kan worden. Niettemin is het nu al duidelijk
dat men hier over heel wat meer mogelijkheden beschikt om de werking te
bestendigen en zelfs uit te breiden. Daarmee kom ik op het punt van de nieuwe naamgeving : "Stedelijk Trefcentrum voor
Werklozenwerking (maar nu ook voor Vrijetijdsbesteding").
Naar
aanleiding van de viering 5 jaar werklozenwerking herinnert U zich van mij
misschien volgende zinsnede
: "Het is voor mij nogal moeilijk om de WLW een voorspoedige
toekomst toe te wensen. Dit houdt immers in dat zij, liever vroeg dan laat,
zichzelf overbodig zou weten te maken".
In
Aalst waren in 1989 nog 2.490 volledig uitkeringsgerechtigden. Ten opzichte van
1980 is dit een daling met 34,5 %. Nochtans ligt de werkloosheidsgraad van het
gewest Aalst, met 10,98 %
nog steeds 1,2 % boven het gemiddelde van het Vlaamse Gewest. Dit
zijn cijfers van de maand juli 1990. Vandaag zou ik mijn vroegere uitspraak dus
enigszins willen nuanceren door te zeggen dat, rekening houdend met een dalende
werkloosheid, het blijkbaar zo is dat dit initiatief blijft voldoen aan een
manifeste behoefte om de vrije tijd van al dan niet ingeschreven werkzoekenden
en niet-werkzoekenden op een zinvolle wijze te organiseren. Daarmee wil niet
gezegd zijn dat de WLW zich met zijn cursusaanbod afzijdig zou houden van de
arbeidsmarkt. Er zijn genoeg voorbeelden van mensen die in de loop der jaren
via de WLW bewust of onbewust opnieuw aan werk zijn geraakt. Wel moet er
volgens mij een mentaliteitswijziging komen om te maken dat de WLW, naast en binnen haar vertrouwde werking, mogelijkheden
ontdekt om accenten te verleggen en nieuwe initiatieven uit te werken. Hiervoor
moet zij haar deuren openzetten voor de ideeën en inzichten van de hele
welzijnssector. Het spreekt vanzelf dat de WLW dan ook moet deel uitmaken van
het Aalsters Sociaal Overleg, en indien
mogelijk ook van het nieuw Centrum voor Basiseducatie. De verplichting
tot onderlinge samenwerking wordt nu
trouwens opgelegd door het nieuw decreet op de
Basiseducatie.
Ik
hoop echt en ben ervan overtuigd dat de link met het welzijnswerk er komt, in
de eerste plaats in het belang van de werkzoekenden om wie het allemaal
begonnen is. De wil tot samenwerking wordt vandaag voor het eerst tot uiting
gebracht in de tentoonstelling met informatiestands van o.a. Teledienst, de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en
Beroepsopleiding, de Weerwerkactie, het A.C.V., het A.B.V.V., het A.C.L.V.B., de
stedelijke dienst Tewerkstelling, het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid,
het O.C.M.W., de stedelijke dienst Welzijn, COCO, A.S.O., Auxilia,
H.A.K., de Loods en het E.S.V.
De
tentoonstelling van een aantal individuele hobbyisten legt meteen ook een
passende link naar het Stedelijk Vrijetijdscomité met de beeldhouwers Luc Peirlinck, Marcel Corten en Julien Lisaerde en de schilders Monique De Schrijver en Mariette Goetvriendt.
Dames
en heren,
hiermee is, naar
ik meen, het ruimer kader geschetst waarin wij de officiële opening van het
Stedelijk Trefcentrum voor Werklozenwerking en Vrijetijdsbesteding moeten zien. Ik denk dat men hier alle
troeven in handen heeft om ook van de nieuwe werking een succes te maken. Van
bij de start heeft ons nieuw bestuur heel bewust gekozen voor de oprichting van
een stedelijke dienst Tewerkstelling o.l.v. collega Schepen Bogaert, die zowel intern als extern de
tewerkstellingsmogelijkheden stimuleert en coördineert.
Ik
blijf dan ook pleiten voor een goede samenwerking van werkzoekenden met
jongeren- en vormingsorganisaties, vakbonden, tewerkstellingscomités en de nu
geregionaliseerde RVA-diensten waaronder nu ook (niet
onbelangrijk) de weerwerk-actie. Het Stedelijk
Trefcentrum kan in dit proces een sleutelfunctie vervullen.
Tot
besluit wil ik hier graag van de feestelijke gelegenheid gebruik maken om de
verschillende medewerkers van de jeugddienst en de dienst openbare werken, die
deze dag hebben mogelijk gemaakt, te danken en te feliciteren. Heel speciaal
wil ik een aantal mensen
van de WLW zelf in de bloemetjes zetten. Samen met de
Burgemeester en de collega's Schepenen en alle aanwezigen zeg ik "chapeau" voor de inzet en bedank hiervoor : in de
eerste plaats Marietta Bemus,
coördinator en sinds jaren stuwende kracht van de WLW,
van het secretariaat : Magda De Roeck,
Lutgarde De Boek en Erika
De Craecker (tegelijkertijd ook lesgeefster), Myriam Van Der Beken, diensthoofd, en de lesgevers
: Yvette Aerts, Annie Boone, Charlotte
Baetens, Gaston Badisco, Anita Claerebout, Jeannine Clammaert, Leo De Clercq, Ingrid Mulder, Willy Nerinckx, Paul Temmerman, Gilberte Van Lerberghe, Nelly Van Cauter, Clement Van Landuyt, Bernice Vijverman, Julien Van den Borre, Paul Van Damme, Joske De Bruyn en Jeannine Van der Haegen.
Dank
U voor uw aandacht en veel succes met de toekomstige werking.
Mag
ik nu Mevrouw de Burgemeester verzoeken het centrum officieel te willen openen.
PATRICK
DE SMEDT
Schepen
van Jeugd, Sport,
Gezin
en Ontwikkelingssamenwerking.
TOESPRAAK PROJECT ZORGZAME BUURT 18 MEI 2005
Over het “recht op arbeid” is iedereen het al lang eens, de realisatie ervan in de praktijk is echter wat anders.
Ook voor de huidige regering behoort jobcreatie tot de hoogste prioriteit, de actieve welvaartstaat voor iedereen is echter spijtig genoeg nog steeds veraf.
“Werk” is het middel bij uitstek om over voldoende inkomen te kunnen beschikken, maar “werk” is ook van belang om beter te kunnen functioneren in de samenleving, om een volwaardige maatschappelijke integratie en participatie mogelijk te maken. De actieve deelname aan de arbeidsmarkt draagt in belangrijke mate bij tot sociaal contact en een beter zelfbeeld.
Ook arbeidszorg, één van de meest recente vormen van sociale tewerkstelling, kan hier een belangrijke rol spelen. Via allerlei arbeidszorgprojecten bieden dan ook diverse organisaties ondertussen zgn. arbeidsmatige activiteiten aan personen die omwille van persoonlijke- en/of maatschappelijke redenen niet meer ten volle kunnen werken in de andere arbeidscircuits.
Op deze wijze helpen de arbeidszorginitiatieven het “recht op arbeid” voor iedereen – ook voor deze mensen – tot stand brengen.
Ook Aalst kon niet achterblijven met een werkloosheid van circa 10 % of circa 3500 werklozen, waarvan circa 57 % laaggeschoolden.
Namens de Sociale Werkplaats De Loods en de welzijnskoepel CAWRA vroegen de verantwoordelijken Jan Ghijselen en Stef Muylaert mij reeds eind 2003 het “zorgzame buurtproject” bij de stad te willen promoten. Het stadsbestuur besliste in 2004 (eerst nog schoorvoetend) om naast de subsidie van het Vlaams Gewest de ontbrekende fondsen te voorzien in de stadsbegroting. Ondertussen kon het project ook in de begroting 2005,( nu overtuigd) herbevestigd worden en zorgde Schepen De Meerleer en de dienst werkgelegenheid ervoor dat het ook ingepast werd in het lokaal actieplan “Diensten-werkgelegenheid” conform de beleidsnota Sociale Economie van de bevoegde minister Kathleen Van Brempt.
De stad nam daarmee een overtuigde beslissing omdat met dit project 2 problemen tegelijkertijd aangepakt worden :
De
overlast rond zwerfvuil en netheid wordt nu in 4 wijken tegelijkertijd
aangepakt en opgevolgd : Sint-Elisabeth,
Horebekeveld, Rozendreef en Park De Blieck. Hierdoor kan tegelijkertijd onze eigen dienst
stadsreiniging meer ingezet worden in de rest van de stad en
deelgemeenten.
Een 10-tal mensen, bij voorkeur ook bewoners van de voornoemde wijken, zonder werk of bezigheid krijgen een zinvolle tijdsbesteding waardoor nieuwe sociale relaties opgebouwd worden en het dikwijls aanwezige isolement gemakkelijker doorbroken wordt.
Toen ik hier een paar weken geleden ter plaatse kwam kennismaken met de werking werd ik zeer aangenaam verrast. Ik ontmoette twee terecht fiere verantwoordelijken Jan en Stef, ik maakte kennis met een gedreven coördinator Evy en ik ontmoette een enthousiaste ploeg medewerkers. Uit de korte gesprekjes bleek al vlug de algehele tevredenheid en grote motivatie. De “zorgarbeiders” toonden zich terecht bezorgd over de netheid van de wijken. Met een sterk verantwoordelijkheidsgevoel duidden zij meerdere knelpunten aan : hondenpoep, achtergelaten vuilniszakjes, en gedropt grof huisvuil waren een paar voorbeelden, ook ons welbekend. Dit zijn inderdaad tegelijk ook de problemen waartegen meer algemeen schepen Stylemans en onze dienst leefmilieu met de actie “zwerfvuil” ten strijde trekt zowel via sensibilisering als via het nieuw ingevoerde boetesysteem.
Tijdens de officiële opening van het nieuwe buurtpark Sint-Elisabeth nog niet zolang geleden vroeg de Burgemeester terecht aan de omwonenden zorg te willen dragen voor deze dure infrastructuur.
En hierover gaat het : de burgers moeten gesensibiliseerd worden tot meer verantwoordelijkheid en respect bij het omgaan met het openbaar domein waarvoor we tenslotte allemaal bijdragen via de belastingen, die niemand graag betaald.
Tot zolang ook op het vlak van zwerfvuil bij de bevolking geen ingrijpende mentaliteitswijziging tot stand komt zullen echter projecten als deze noodzakelijk blijven.
Met groot respect voor het alledaagse werk dank ik namens het stadsbestuur alle medewerkers Linda, Rita, Sadi, Luc, Dirk, Jan, Christof, Etienne, Ann, Bart, Marte en de coördinator-begeleidster Evy die het geheel hier in moeilijke omstandigheden heeft moeten opstarten.
De initiatiefnemers Stef en Jan feliciteer ik graag en dank ik voor de goede samenwerking met de verschillende betrokken stadsdiensten.
Toch nog ter afsluiting 3 bedenkingen :
De Vlaamse
overheid zou dringend moeten werk maken van een beter verloningssysteem.
In de huidige regeling staat de vergoeding absoluut niet in verhouding tot
het gepresteerde werk. En ik druk mij nu toch wel voorzichtig uit
De
verantwoordelijken Stef en Jan breng ik ons
eerste gesprek graag even in herinnering waarbij ook sprake was van
begeleiding van het stadspersoneel die via artikel 60 of Web+
tewerkgesteld zijn als stratenveger in onze dienst stadsreiniging.
Met
dit initiatief bewijst het stadsbestuur dat we in Aalst, in tegenstelling
tot wat er de laatste tijd gezegd en geschreven werd, wel degelijk veel
aandacht besteden aan de sociale tewerkstelling.
Nogmaals dank en alle succes verder met dit prachtige project dat in de sector ook een voorbeeld kan zijn voor vele andere steden.
PATRICK DE SMEDT
schepen van Openbare Werken
en Patrimonium