Welzijn en armoede

 

69 locatiepremies voor onthaalouders uitbetaald

ARMOEDE

Centrale Aanmeldingslijst Kinderopvang

centraal aanspreekpunt  kinderopvang

CULTUUR IN LAAGJES OCMW

CULTUURPARTICIPATIE OCMW

CULTUURPARTICIPATIE IN AALST : HISTORIEK

DAENS

DAG VAN DE ARMOEDE

DE PINNEMUTS OPENT DEUREN

DE UITDAGING

dankkaart van werkgroep 'stop de armoede'

Finissage « Te Gek » op maandag 7 april

heropening speel-o-theek

Heropening van het sociaal restaurant in de A. Nichelsstraat door Sociale

HOBBYTENTOONSTELLING HARVA

HULPMIDDEL VOOR ANDERSTALIGEN

INHULDIGING KUNSTWERK DE BRUG TIJDENS BUURTFEEST RECHTEROEVER

INHULDIGING VOETBALKOOI – SPORTTERREIN DE BRUG

KOOI ROND VOETTBALVELD MOET OVERLAST BEPERKEN

LOKET VOOR KINDEROPVANG

MENING OVER EEN AANTAL VOORSTELLEN OM DE DAGELIJKSE STEMPELCONTROLE TE VERBETEREN     AUGUSTUS 1987

MINISTER LIETEN BEZOEKT SOCIAAL HUIS

MOTIVATIE AANWENDING FONSEN MINISTER LENSSENS – KANSARMOEDEBESTRIJDING - 12 OKTOBER 1989

NIEUWJAARSTOESPRAAK 2009

OFFICIËLE OPENING CENTRAAL AANSPREEKPUNT KINDEROPVANG

ONDERTEKENING CHARTER ONDERWIJS EN KANSARMOEDE

ONTHAALOUDERS VIEREN FEEST

ONTVANGST MINISTER INGRID LIETEN

OPENING BUURTHUIS

OPENING BUURTRESTAURANT

OPENING HUIS VAN CLARA 26 NOVEMBER 2010

openingsreceptie Pastoor Lauwereysstraat – 27 mei 2008

Opening kinderdagverblijf Het Molenwiekje

OPENDEURDAG  KINDERKRIBBE OOGAPPEL - 16 OKTOBER 1990

OPENING SOCIAAL HUIS

OPENING STEDELIJK TREFCENTRUM VOOR WERKLOZENWERKING EN VRIJETIJDSBESTEDING

OPSTART BEMOEIZORGPROJECT 18 NOVEMBER 2008

PEUTERS DANSEN MET SENJOREN

PROJECT ZORGZAME BUURT - 18 MEI 2005

Regionaal ontmoetings- en infomoment RWO-ARA

RESTAURATIE ARMOEDEMONUMENT

SCHOLEN PAKKEN ARMOEDE AAN

SENIOREN ACADEMIE -  12 OKTOBER 1991

START E-LOKET BUURTWEB  -  20 MAART 2008

STOP DE ARMOEDE (OKTOBER 2007)

TOESPRAAK “OPEN WELZIJNSDAG” RWO-ARA – 29 SEPTEMBER 2011

Toespraak 20 jaar Landelijke Kinderopvang Aalst

Toespraak Huil en slaapgedrag 17 september

TENTOONSTELLING VIERDE WERELD - KUNST IN DE VIERDE WERELD SEPTEMBER 1989

VDAB HERSCHOLING BOUWT COLUMBARIUM 9 juni 2005

VIERING 25 JAAR 'T SPIEKEN

WELKOMSTWOORD ACADEMISCHE ZITTING "STOP DE ARMOEDE" - 19 OKTOBER 1997 PRIESTER DAENSFONDS

Werkplaats De Loods vzw

woonsymposium - zottegem

ZOMERFEESTEN

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

PROJECT ZORGZAME BUURT

18 MEI 2005

 

 

Over het “recht op arbeid” is iedereen het al lang eens, de realisatie ervan in de praktijk is echter wat anders.

Ook voor de huidige regering behoort jobcreatie tot de hoogste prioriteit, de actieve welvaartstaat voor iedereen is echter spijtig genoeg nog steeds veraf.

Lees meer…

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

SENIOREN ACADEMIE

12 OKTOBER 1991

 

 

Dames en heren,

Geachte genodigden,

Beste vrienden,

 

Ik wil hier eerst en vooral de op de uitnodiging aangekondigde collega-schepen Gracienne Van Nieuwenborgh verontschuldigen. Zij kon hier onverwachts niet aanwezig zijn en heeft mij gevraagd om U, ook in haar naam, hartelijk te verwelkomen, wat ik bij deze namens het College van Burgemeester en Schepenen graag doe.

 

Beste senioren,

 

Welkom in Aalst. Welkom in het cultureel centrum "De Werf".

"Aalst plezante stad" is een omschrijving, terug te vinden in toeristische brochures over Aalst, die refereert naar het alomgekende Aalsterse karnaval. Tegelijkertijd wil deze uitspraak ook zeggen dat het aangenaam vertoeven is in onze Ajuinstad en dat Aalst zijn bezoekers veel te bieden heeft. Best gekend zijn de historische gebouwen van de stadskern : Belfort, Sint-Martinus, Oude-hospitaal, Borse van Amsterdam. Een bezoek is meteen ook een ontmoeting met Dirk Martens, Priester Daens, Valerius De Saedeleer en ons aller Louis-Paul Boon. Men kan hier ook de rust van het uitgestrekte stadspark of de landelijkheid van de Faluintjes opzoeken.

 

Meer dan 500 horecabedrijven bieden een gevarieerde keuze aan restaurant- en logie-accommodaties. Men mag ten slotte ook niet vergeten dat Aalst, als belangrijk regionaal commercieel- en handelscentrum, zowat aan de periferie van de hoofdstad van Europa gesitueerd is en daardoor interessante potentiële groeimogelijkheden heeft.

 

Met de ingebruikname van dit cultureel centrum op 5 maart 1988 kreeg Aalst ook op cultureel en artistiek gebied ongekende mogelijkheden. De werf groeide uit tot een groot cultuur- en ontmoetingscentrum, als exponent van een samenleving die vrije tijd en cultuur tot een essentieel onderdeel van haar bestaan wil maken. De werf biedt niet alleen een podium voor artistieke kwaliteit uit binnen- en buitenland, maar steunt ook, als dienstverlenend centrum, de initiatieven van het rijke Aalsterse verenigingsleven.

 

Vandaag zijn wij bijzonder verheugd gastheer te mogen zijn van de senioren-academie van de Vlaamse Federatie van Socialistische Gepensioneerden.

Sedert 2 jaar wordt met veel inzet en enthousiasme gewerkt aan een waaier van activiteiten, waarmee men zich vooral wil richten tot de jongste groep van gepensioneerden, die niet of nog niet aangesloten zijn bij een bond.

 

In dit verband verwijs ik graag naar de zeer verzorgde maar jammer genoeg éénmalige uitgave "Weet Wijzer" de mutualistische gids voor senioren.

Wij zijn ook zeer verheugd dat alle voordrachten uit het programma '91 - '92 in dit cultureel centrum gehouden zullen worden. Het is trouwens niet voor het eerst dat de federatie hier te gast is.

 

Wanneer men het heeft over "bonden van gepensioneerden" of over het seniorenwerk in het algemeen, dan denken buitenstaanders dikwijls aan oudere mensen die alleen maar kaarten, koffietafel houden, dagreis maken en baandancings bezoeken.

 

Welnu, als ik zo het programma van de academie voor het volgend jaar bekijk, dan is het voorgaande, op zijn zachtst uitgedrukt, een eenzijdig en vertekend beeld. De senioren-academie biedt inderdaad veel meer kansen en mogelijkheden.

 

Naast ontmoeting en ontspanning biedt het programma ook vorming, dienstverlening en zelfs belangenverdediging.

 

Arbeid alleen is gelukkig niet meer het enig zingevend element in het leven : mensen kunnen zich gelukkig nu ook meer en meer oriënteren op gezin en vrije tijd. Een mogelijkheid waaraan onze socialistische strijd zeker niet vreemd is. Mensen hebben tegelijkertijd ook behoefte aan sociaal contact, zelfwaardering en zelfrealisatie. De idee van "life-long learning" maakt de laatste jaren steeds meer opgang.

 

Met opnieuw een doel, met nieuwe plannen, bewaren we ook op latere leeftijd onze zelfstandigheid en geven we diepgang aan ons leven en aan dat van anderen. Dit is, denk ik, de belangrijkste boodschap van vandaag.

 

Ik maak hier tot besluit van de gelegenheid graag gebruik om de verantwoordelijken van onze mutualiteit Bond Moyson te bedanken. Is de hoofdzetel dan al niet in Aalst gevestigd ? Tot spijt van wie het benijdt, dan is daar altijd nog onze dynamische en sympathieke voorzitter en pleitbezorgster gezellin Christiane Roelandt.

Ik dank ook kameraad Pierre Janssens, Algemeen Secretaris, die samen met Christiane de weg effende voor de nieuw bouwprojecten in Aalst. Wij zijn U daar als Aalstenaars vanzelfsprekend dankbaar voor.

 

Ten slotte dank ik ook Gracienne De Bruyn, die als federaal verantwoordelijke samen met vele anderen instaat voor de praktische organisatie van de dagdagelijkse werking van de seniorenacademie.

 

Dames en heren,

 

Ik wil hier besluiten. De volgende sprekers zullen U zeker nog heel wat interessante informatie kunnen bezorgen. Ik weet haast zeker dat U tijdens de komende werkingsperiode nog veel boeiende en prettige dagen met de senioren-academie wachten, die ik dan ook voor de toekomst het grootst mogelijk succes toewens.

 

Ik dank U voor uw aandacht.

 

 

PATRICK DE SMEDT

Schepen van Openbare Werken

en Patrimonium

 

 

 

 

 

 

 

 

DE UITDAGING

 

 

Demografen hebben uitgerekend dat er in juni 1999 niet minder dan 6 miljard mensen op de wereld zullen zijn. Ontwikkeling is de noodzakelijke voorwaarde om onze collectieve overleving veilig te stellen. Maar ontwikkeling kan niet zonder vrede en vrede is niet mogelijk zonder het bestaan van en het respect voor mensenrechten.

 

Het beeld van de mensheid die verscheurd wordt tussen de afkeer van oorlog en zinloos geweld en het onvermogen om samen te leven met mensen die anders zijn van kleur, ras en cultuur, is weinig verheffend maar wordt helaas nog al te vaak door de realiteit bevestigd.

 

En toch is er altijd ook hoop. Meer en meer groeit de samenwerking tussen volkeren in de strijd tegen ondervoeding, ziekte, economische uitbuiting, onvrijheid en politieke tirannie. Het is eerst en vooral een strijd tegen de armoede. Of het nu gaat over levensnoodzakelijke behoeften of over sociale achterstelling, de strijd blijft dezelfde. Het sleutelbegrip is de menselijke waardigheid. Elke mens, ook de geringste of de armste, heeft zijn waardigheid en voor mensenrechten hoort men niet te bedelen. En dan spreek ik over mensenrechten in de brede betekenis. Wanneer in de media gesproken wordt over schendingen van mensenrechten wordt meestal verwezen naar martelingen, verdwijningen, willekeurige arrestaties en zo meer. Men vergeet daarbij dat er ook economische, sociale en culturele mensenrechten zijn : het recht op een goede gezondheidszorg, het recht op onderwijs, het recht op arbeid, het recht op een gezond leefmilieu, het recht op eigen cultuuruitingen.

 

Op zaterdag 17 oktober is het de Werelddag van Verzet tegen Extreme Armoede. Het Steunpunt welzijn roept op tot massale aanwezigheid bij de inhuldiging van het tegelmonument "Stop de Armoede". Dat krijgt een plaats in de omgeving van het sociaal woningbouwproject Sint Elisabeth in de Gasthuisstraat. De symboolwaarde is duidelijk : de strijd tegen de armoede die tegelijk ook een strijd is voor mensenrechten, voor ontwikkeling en voor vrede. In die zin sluit het perfect aan bij het Vredestapijt op de Grote Markt en bij dat ander themamonument de Vredespaal op het Esplanadeplein. De blijvende confrontatie met deze symbolen is nodig om de onverschilligheid en het onbegrip te doorbreken.

 

 

PATRICK DE SMEDT

Schepen van Openbare Werken,

Patrimonium en Huisvesting

 

 

 

 Terug naar begin van opagina…

 

 

 

 

 

 

 

WELKOMSTWOORD ACADEMISCHE ZITTING "STOP DE ARMOEDE"

19 OKTOBER 1997 PRIESTER DAENSFONDS.

C.C. DE WERF- THEATERZAAL -1  TE 9u30.

 

 

Ik heet u namens het stadsbestuur van harte welkom op deze academische zitting, georganiseerd door het Priester Daensfonds, die kadert in de Stop de Armoede-actie, die dit jaar in het teken staat van de dakloosheid en thuisloosheid.

 

17 oktober werd 10 jaar geleden door de Verenigde Naties uitgeroepen tot "Wereld­dag van verzet tegen de extreme armoede".

In de stad waar 100 jaar geleden de "armen" Adolf Daens naar het Parlement stemden, slaan velen de handen nu voor het derde opeenvolgende jaar in elkaar rond de schreeuw "Stop de Armoede".

Gesteund door tal van verenigingen is dit weekend een opgeheven STOP-bord : "Stop de Armoede" klinkt nooit luid genoeg. De nadruk ligt hierbij vooral op sensibilisering : een groot woord voor het aanbieden van informatie, bevorderen van de maatschappelijke discussie over armoede, aanmoediging van de publieke interesse. Opvallend en bemoedigend is de actieve bewogenheid vanuit vooral de sociaal-culturele sector.

In 1994 werden de sociale grondrechten, waaronder het recht op behoorlijke huisvesting ingeschreven in de grondwet.

Het recht op huisvesting is één van die thema's die de andere armoedeterreinen doorkruist.

Wie immers niet beschikt over een degelijke, menswaardige woonst wordt ook aangetast op andere levensdomeinen zoals werk, gezin, gezondheid, sociale relaties e.d.

 

Het verwerven van een degelijke woning is onlosmakelijk verbonden met een degelijk inkomen. Heeft men niet de beschikking over een degelijk inkomen, leeft men in armoede of is men bestaansonzeker, dan ligt de weg naar uitsluiting uit de samenleving open : van het huren van een gemeubelde kamer naar het huren van een krotwoning, over het voortdurend noodgedwongen verhuizen tot woononzekerheid, uithuiszetting en tenslotte dakloosheid.

Het zijn vooral specifieke bevolkingsgroepen zoals de éénoudergezinnen, alleenstaan­den, grote gezinnen, bejaarden met een laag pensioen, werklozen, migranten, gehandicapten, politieke vluchtelingen, die geconfronteerd worden met huisvestings­problemen.

 

Laten we niet vergeten dat hoe geringer het inkomen is, hoe groter het aandeel van de huurprijs is in het gezinsbudget.

 

Een zeer extreme vorm van de aantasting van het recht op wonen is dus de zogenaamde dakloosheid.

Doch eigenlijk zijn al diegenen die niet in staat zijn - om welke reden ook - om een stabiele, menswaardige woning te betrekken, dakloos in de ruimste zin van het woord.

De aantasting van het recht op wonen is een rechtstreeks gevolg van de ontoereikendheid van zowel de privé-huurwoningenmarkt, die zich kenmerkt door hoge huurprijzen en verouderde woningen van slechte kwaliteit, als van de sociale huisvestingsmarkt. Beide zijn lang niet  voor iedereen toegankelijk.

Huisvestingsproblemen doen zich verhoudingsgewijs meer voor in de stedelijke agglomeraties, bijzonder in de 19e eeuwse gordels. Aalst is daar vooral op de rechteroever nog steeds een sprekend voorbeeld van.

Gebrek aan investeringen in de vernieuwing van het stedelijke woonpatrimonium werkte leegstand in de hand. Verwaarloosde binnensteden en achtergestelde buurten waren het gevolg. Gezinnen met hoge inkomens ontvluchtten de stad op zoek naar meer woonkwaliteit.

Hierdoor werd de druk op het randgebied steeds groter. Lintbebouwing en verspreide bebouwing in de open ruimte illustreren inmiddels een acuut gebrek aan planologische traditie.

Maar ik dwaal af van het onderwerp. Of toch niet helemaal. Als er onder wetenschappers en welzijnswerkers al een consensus bestaat, is het dat armoede vooral een stedelijk fenomeen is. Het grootste aantal bestaansminimumtrekkers woont in steden. Sedert het begin van de 70-er jaren is er ook het verschijnsel van de toenemende gezinsverdunning : jongeren die alleen gaan wonen en ouderen als alleenwonenden. Het zijn vooral deze groepen die de omvang van de woningbehoefte zijn gaan bepalen.

Dat het hier een structureel probleem betreft en dat een onmiddellijke oplossing niet voor de hand ligt, hoeft geen betoog.

 

Sedert 1990 werden zowel op het niveau van het Vlaams Gewest als in diverse steden en gemeenten initiatieven genomen en middelen vrijgemaakt om het "recht op wonen" voor iedereen, concreet gestalte te geven.

Met de afbakening van woonnoodgebieden, de erkenning van herwaarderingsgebieden, de invoering van de belasting op leegstand, het reglement op kamerwonen, de terbeschikkingstelling van noodwoningen, het invoeren van objectieve toewijzings­criteria bij de verhuur van sociale woningen, de concrete projecten in uitvoering van het urgentieprogramma Domus Flandria en de systematische renovatie van het eigen woningpatrimonium, wordt duidelijk dat het stadsbestuur terdege begaan is met het lot van de circa 5 000 Aalstenaars voor wie armoede een rauwe realiteit is waar zij niet uitgeraken. We zijn dus nog niet thuis.

 

Dankzij het VFIK (Vlaams Fonds voor integratie van Kansarmen) werd het project         "Woonwinkel" gestart dat met middelen uit het Sociaal Impulsfonds zal verdergezet worden.

De Woonwinkel zal uitgebouwd worden als een herkenbare, laagdrempelige stadsvoorziening ter ondersteuning van kansarme bewoners en kleine eigenaars.

Tevens zal hij fungeren als observerend en adviserend orgaan ter signalering aan het beleid van hiaten binnen het huidige woonkader.

 

Het Sociaal Verhuurkantoor van het O.C.M.W. werd uitgebouwd als instrument ter verhoging van de toegankelijkheid van de privé-huurmarkt.

 

Wat de sociale huisvestingprojecten van de stad en het O.C.M.W. betreft, werd een systeem van centrale inschrijvingslijst aangelegd. Een aantal sociale huisvestingsmaatschappijen verlenen hieraan hun medewerking.

 

De verkrotting van leegstaande woningen en gebouwen wordt bestreden door het opleggen van een progressieve belasting op de leegstand.

 

Privé-initiatieven binnen het welzijnsveld zoals het Crisisinterventiecentrum Niemandsland en de vzw De Konker, een centrum begeleid wonen voor thuislozen, bieden op hun specifieke manier de nodige ondersteuning.

Doch ondanks al deze inspanningen moeten we spijtig genoeg vaststellen dat er steeds meer mensen zijn die er niet in slagen een leefbare woning te vinden tegen een betaalbare prijs.

 

Een niet onaanzienlijk deel van de Sociaal Impulsfondsmiddelen zal dan ook aangewend worden om een kwalitatief woonbeleid te helpen realiseren, dat gericht is naar iedereen die het moeilijk heeft op de woningmarkt.

 

Naast het opzetten van  nieuwe, kleinschalige sociale huisvestingsprojecten zal er een "rollend fonds" voor voorschotten op Vlaamse huisvestingspremies worden opgericht.

 

 

Er zal tevens een technische adviesstructuur in het leven worden geroepen die vooral informatie zal verstrekken m.b.t. geschatte renovatiekosten, vergunningsplichtige werken, administratieve procedures voor het verkrijgen van vergunningen en technische randvoorwaarden.

 

Bovendien zal heel wat aandacht worden geschonken aan verkommerde buurten zoals o.a. de als achtergesteld omschreven Hospitaalwijk.

 

Door de renovatie van het gebouw Hertshage zal de bestemmingsfase gerealiseerd worden voor het onderbrengen van een centrum voor residentiële en nachtopvang, een jeugdbegeleidingscentrum en een centrum voor begeleid wonen van mentaal zwakkeren.

Tot nu toe waren wij voor noodopvang naast Niemandsland vooral aangewezen op bijna onverantwoorde oplossingen in de gebouwen Bond Moyson,de cellen van de politie en het stedelijk ziekenhuis.

 

Een ander probleem dan de dakloosheid is dat we steeds vaker te maken krijgen met "thuisloosheid" waarbij er veel meer aan de hand is dan louter een huisvestings­probleem.

Thuisloosheid moet beschouwd worden als een extreme vorm van armoede en sociaal isolement. De thuisloze staat er alleen voor, familiebanden en relaties zijn verbroken en vaak zijn de kinderen geplaatst.

Thuislozen komen meestal terecht in crisisopvangcentra en onthaaltehuizen. Het ontbreekt deze mensen vaak aan de nodige vaardigheden om opnieuw een "thuis" te hebben, om opnieuw een volwaardige plaats in de samenleving in te nemen.

 

Wij zijn dan ook verheugd dat het centrum voor begeleid wonen voor thuislozen, De Konker, de niet eenvoudige taak op zich heeft genomen deze mensen op verschillende vlakken (administratieve begeleiding, budgetbegeleiding, woonbegeleiding en psycho­sociale begeleiding) te ondersteunen om stappen te leren zetten in de richting van een menswaardig bestaan.

 

Ik zou willen besluiten met de overtuiging, dat indien we de problemen van dakloosheid én thuisloosheid willen oplossen, we een woonbeleid op alle beleidsniveau's zullen moeten voeren, waarbij de participatie van de betrokkenen een onmisbare voorwaarde is dat er moet voor zorgen dat zowel de privé-huurwoningenmarkt als de sociale huisvestingsmarkt voor iedereen toegankelijk is.

 

Het armoedebeleid in België is de laatste twintig jaar grondig veranderd. De klemtoon is geleidelijk verschoven van het garanderen van een minimum inkomen naar maatschappelijke integratie. Hoe dichter men bij de harde kern van de armoede-populatie komt hoe omvangrijker het sociaal isolement wordt.

Het beleid moet nog meer gericht worden op reïntegratie van kansarmen in het arbeidsproces, op het wegwerken van onderwijsachterstanden of op het versterken van de positie van bestaansonzekeren op de woningmarkt. De waarde van het actuele armoedebeleid is precies gelegen in het feit dat zij inspirerend is voor en de weg kan wijzen naar een vernieuwing en uitdieping van de verzorgingsstaat.

 

Naast een horizontaal beleid dat ministeriële bevoegdheden zoals stedelijk beleid, gelijke kansen en maatschappelijke integratie en ruimtelijke ordening coördineert, moet aan de reeds genoemde participatie concreet gestalte gegeven worden. Hierover, en daarmee wil ik echt afronden, nog kort het volgende.

Stilaan is iedereen er ondertussen wel van overtuigd dat vele problemen vermeden kunnen worden door het voorzien van kleinschalige huisvestingsprojecten, goed ingebed in de lokale gemeenschap met een menging van huur-en koopwoningen. Zopas ontving ik ook de eindrapporten van twee studies i.v.m. de leefbaarheid van sociale woonprojecten. De twee samen vormen de zgn. "leefbaarheidscode" i.v.m. sociaal wonen.

Het eerste luik behandelt de fysieke of ruimtelijke context, het tweede luik de sociale omgeving. Zo is men door middel van talrijke praktijkvoorbeelden gekomen tot een bruikbare  handleiding met onderrichtingen voor nieuwbouw en renovatie en aanbevelingen i.v.m. gemeenschapsvoorzieningen en woonomgeving. Het tweede deel bevat een hele reeks inspirerende suggesties bij de realisatie van de bewonersparticipatie in het beheer van sociale huisvestingsprojecten. De leefbaar­heidscode is toekomstgericht een instrument dat de sociale huisvestings­maatschappijen en de lokale besturen zeer praktijkgericht ondersteunt en dat zeker even nuttig gebruikt zal kunnen worden door het welzijns- en opbouwwerk.

 

Laten we vandaag ook de Aalsterse zigeuners niet vergeten. Zij strijden reeds jaren voor en meer verantwoorde huisvesting. Nu met de inrichting van 2 nieuwe woonwagenterreinen de oplossing eindelijk concreet wordt, reageert een belangrijk deel van de bevolking onwillig.

Mag deze dag ook onrechtstreeks voor hen een steun zijn.

 

 

Patrick De Smedt

Schepen van openbare werken

en patrimonium

 

 

 

 Terug naar begin van opagina…

 

 

 

 

 

Armoede

 

HELP ! ? ! ?

 

We leven in een tijd, waarin méér mensen op onze planeet in armoede leven dan in welstand. Zelfs in ons welvaartsstaatje komen méér mensen dan we wel denken niet meer rond. Als je zelfs levensnoodzakelijke uitgaven (zoals voeding en kleding) niet meer aan kan, dan is er een "probleem". Risicogroepen zijn o.m. laaggeschoolde langdurig werklozen, alleenstaanden met kinderlast, bejaarden met een klein pensioentje, gefailleerde kleine zelfstandigen en meer en meer ook lagergeschoolde schoolverlaters die aan geen werk geraken.

 

Hoe moet men aankijken tegen dit "probleem" ?

Er zijn verschillende opvattingen.

Elke mening leidt tot een andere benadering ...

 

Is het de "schuld" van de betrokkenen zelf ? Wie dàt meent, zal vlugger geneigd zijn om de sociale vergoedingen nog wat meer te verminderen, in de hoop dat de luiaards dan wel werk zullen gaan zoeken ...

 

Is het een "ongeluk", toe te schrijven aan een moeilijke jeugd, een gebroken relatie, een roekeloos kredietgedrag ? Ook deze mening leeft bij velen. Hier verwacht men van welzijnsdiensten dat ze voor advies en begeleiding zorgen, zodat deze mensen er opnieuw bovenop komen.

 

Is armoede gewoon "van alle tijden" ? Een noodlot ? Vele mensen geloven er niet in dat armoede kan bestreden worden tot in de wortel. Toch hebben ze medelijden. Ze zien honger en ze geven een brood (of een worst). Ze zien lompen en ze geven tweedehands kleding. Zo rechtstreeks mogelijk. Enkel liefdadigheid kan in deze visie voor lotsverbetering zorgen.

 

Of is armoede het (complexe) gevolg van (complexe) oorzaken : persoonlijke én maatschappelijke ? Zijn de armen het "slachtoffer" van o.m. de massale uitstoot van laaggeschoold werk naar hongerloonlanden, van de prestatiemaatschappij (waarin zwakkeren niet meer meekunnen) ... ? Zijn zelfs zogenaamde "persoonsgebonden" moeilijkheden zoals laag zelfbeeld, alcoholisme, zwakke gezondheid ... niet ook het gevolg van sociale uitsluiting, slechte huisvesting, ... ? Wie ervan overtuigd is dat armoede geen toeval is, maar voortkomt uit onze manier van "samenleven" zal o.m. de nadruk leggen op politieke en maatschappelijke structuurveranderingen. Bv : zorgen voor werk en een goede sociale zekerheid zodat voedselhulp aan werklozen niet meer hoeft ...

 

Deze verschillende houdingen zien we ook in het taalgebruik. Wat voor de ene "rechtstreekse hulp" is, is voor een andere een "aalmoes". "Emanciperend werken" is voor een andere "vergaderen in plaats van helpen". "Liefdadigheid" wordt "hulp" genoemd, armen noemt men "minderbedeelden". Enz.

 

In de praktijk van alledag hebben zowel (meer persoons- of buurtgerichte) welzijnsinitiatieven nut, als inzet op maatschappelijk-politiek gebied. Anders is het met liefdadigheid. In een tijd waarin gehandicapten het niet meer slikken het medelijden wekkende voorwerp te zijn van caritatieve acties en waarin derdewereldhulp steeds minder gelijkt op "zilverpapier voor de arme negertjes" ... lijkt liefdadigheid echt wel uit de tijd. Zo terecht kritisch als we echter staan t.o.v. paternalistische ontwikkelingshulp of gehandicaptenzorg, zo eenvoudig lijkt dan weer "kansarmoede" opgelost met een of andere liefdadige actie.

 

De vierdewereldbeweging - en zij niet alleen - stelt het "respect voor de menselijke waardigheid" als belangrijk uitgangspunt. Nu houdt liefdadigheid (hoe goed bedoeld ook) altijd een dosis betutteling en vernedering in, zodat het maar de vraag is of massale actie en happenings een stap vooruit zijn.  Een open vraag.

Het zou kunnen dat de opgewekte publieke aandacht leidt naar méér daadwerkelijke kansarmoedebestrijding. Maar het zou ook kunnen dat onder het mom van "rechtstreekse hulp" het "recht op maatschappelijk welzijn voor iedereen" nog meer afgebrokkeld wordt dan het al is.

 

In de visie van de vierdewereldbeweging is armoede een onrecht.

Heeft liefdadigheid een plaats in de strijd tegen onrecht ?

 

 

PATRICK DE SMEDT

 

 

 

 Terug naar begin van opagina…

 

 

 

 

 

 

 

OPENDEURDAG OOGAPPEL

16 OKTOBER 1990

 

 

Dames en heren,

 

Welkom op onze eerste opendeurdag. Het is allang niet meer zo vanzelfsprekend dat kinderen steeds thuis door vader en moeder opgevangen worden. Kinderopvang, voornamelijk door de overheid georganiseerd, is niet meer weg te denken uit onze samenleving. De redenen zijn bekend : buitenshuis werkende ouders, onregelmatige werkuren, nog werkende grootouders die vaak ook in een andere gemeente wonen, maar ook algemeen in sommige crisis-gezinssituaties de nood aan degelijke opvang.

 

Aan de stijgende en diverse vraag naar kinderopvang werd in de loop der jaren ook in Aalst tegemoet gekomen door o.a. de oprichting van kinderkribben, peutertuinen, bijkomende opvang in scholen, opvang aan huis, opvang voor beperkte duur, onthaalgezinnen en vakantiespeelpleinen. Toekomstgericht zou het kunnen dat het privé-initiatief een deel van de markt gaat opeisen, rekening houdend met een stijgende vraag naar diverse mogelijkheden voor kinderopvang en een stagnatie van het aanbod door de overheid, die steeds om financiële middelen verlegen zit. Er is op dit ogenblik al sprake van medefinanciering van kinderopvang door private instanties, van het huren van kindplaatsen in crèches door bedrijven en er is ook nog de problematiek van de zelfstandige onthaalmoeders. Belangrijk is alvast het nieuwe initiatief van Minister De Wulf waarbij een samenwerkingsverband tussen privé bedrijven en nationale en plaatselijke overheid voorgesteld wordt in functie van het opstarten van bijkomende initiatieven. Het is dus duidelijk dat wij hier te maken hebben met een expansieve sector.

 

Om te zien dat alle verwezenlijkingen in Aalst er niet zo maar gekomen zijn, is het misschien goed om even terug te gaan in de tijd. Meteen wil ik hier hulde brengen aan mijn voorgangers-schepenen die op dit terrein, dikwijls in moeilijke omstandigheden, toch initiatief hebben kunnen nemen. Maar diegene aan wie de grootste verdienste toekomt, en we zijn gelukkig haar in ons midden te mogen begroeten, is zonder de minste twijfel mevrouw Sylvie Petit, gemeenteraadslid van 1956 en 1976. Gedurende vele jaren heeft zij tijdens tal van raadszittingen met een groot doorzittingsvermogen steeds weer opnieuw de noodzaak van de oprichting van een kinderdagverblijf in Aalst bepleit. Vanuit haar aandacht voor de buitenshuis werkende ouders, in het bijzonder de moeders, vestigde mevrouw Petit de aandacht van het stadsbestuur op de groeiende behoefte aan kinderopvang. Hetgeen vandaag zo vanzelfsprekend lijkt was dat 20 à 30 jaar geleden allerminst. Het dossier van de kinderkrib was hetzelfde lot beschoren als vrijwel alle dossiers van enige omvang in Aalst, waarbij aanspraak moest gemaakt worden op betoelaging door de hogere overheid. Al in 1958 diende zij een amendement in op de stadsbegroting, waar toen 5 miljoen op de buitengewone begroting van 1959 werd voorzien voor de oprichting van een kinderkrib. Een maat voor niks, zoals later bleek met enkel een symbolische waarde. Het zou duren tot 1963 vooraleer de gemeenteraad zou overgaan tot het nemen van de principiële beslissing tot oprichting van een kinderkrib. In nog eens 10 jaar tijd werden niet minder dan 33 leningsdossiers voor de stad van 31 miljoen, afgehandeld. Altijd opnieuw was het Sylvie Petit die zowel vanuit de minderheid als vanuit de meerderheid het Schepencollege interpelleerde over de stand van zaken.

Vanaf 1974 komt er serieus schot in de zaak. Eind 1975 wordt de krib in gebruik genomen en op 19 juni 1976 officieel geopend.

 

Met de inplanting van het gebouw op de rechteroever in een volkse wijk waar de vraag naar kinderopvang groot was, werd t.o.v. het stadscentrum een gedecentraliseerde dienstverlening gerealiseerd in een stadsaandeel met op dat moment relatief weinig diensten.

 

De visie op de inrichting van het gebouw was deze van het aanbieden van een infrastructuur waarin de kinderen het best tot ontplooiing zouden kunnen komen. Daarom werd het concept van een koele klinische instelling afgewezen. Daarentegen werd gezocht naar een goed evenwicht tussen verzorgings-, speel- en slaapruimte per verdieping en per leeftijdscategorie. Daarnaast werd ook gedacht aan een toegang tot het gebouw met een zeer open karakter en voldoende parkeerruimte en groenvoorziening. Gelukkig groen zou ik zeggen, en dan heb ik het vooral over de tuin en de buitenspeelruimte, waarvan de kinderen bij goed weer ten volle kunnen genieten.

 

Gestart met de opvang eind 1975 van 18 kinderen is dit aantal vrij snel in stijgende lijn gegaan. In 1977 waren er al 90 kinderen en nog onlangs werd een capaciteitsuitbreiding bekomen tot 128 erkende plaatsen. En de vraag overtreft nog steeds het aanbod.

 

Uiteraard breidde het aantal personeelsleden : kinderverzorgsters, verpleegsters, kleuterleidsters, onderhouds- en keukenpersoneel eveneens stelselmatig uit, aanvankelijk o.l.v. Mevrouw Monique Buys, nu onder de dynamische leiding van Mevrouw Irma De Meyer.

 

Sedert twee jaar werken wij vanuit het schepencollege en vanuit mijn diensten aan een kwaliteitsverbetering in onze verschillende kinderopvangsystemen, waarbij het opvoedkundig aspect nu veel aandacht krijgt zonder evenwel het louter verzorgend aspect te verwaarlozen. Behalve de invoering van bijkomende informatie- en vormingspakketten voor het personeel drong zich ook een grondige reorganisatie op. Vormingscursussen worden nu opgericht, een eigen informatietijdschrift werd opgestart en tussentijdse werk- en evaluatievergaderingen worden gehouden. Gelet op de discrepantie, zeg maar het verschil, tussen de administratieve en werkelijke plaats van tewerkstelling van de kinderverzorgsters namen wij al in 1988 de optie om op termijn de administratieve en de werkelijke situatie in overeenstemming te brengen. Waarmee bedoeld werd dat de kinderverzorgsters in vast of tijdelijk verband aangesteld in de kinderkrib er ook effectief zouden werken. Dit lijkt een logische maatregel en dat is het ook maar wie vertrouwd is met de sector weet hoe moeilijk de realisatie van dit objectief is geweest.

 

Het sociaal doel van de kinderkrib met het extern aspect van de tarifiëring en de interne kostenstructuur vervolledigen het beeld van de kinderopvang, die toekomstgericht moet gezien worden tegen de achtergrond van de slechte financiële toestand van de stad, de financiële meerjarenplanning en de absolute en dwingende noodzaak aan besparingen.

 

De randvoorwaarden hierbij zijn enerzijds dat besparingen in deze "zachte" sector slechts doorgevoerd kunnen worden indien de kwaliteit behouden blijft, terwijl anderzijds de kinderkrib moet blijven beantwoorden aan het sociaal doel waarvoor zij werd opgericht. De door de hogere overheid vastgelegde tarifiëring op basis van het inkomen blijft hier een belangrijke waarborg.

 

In termen van rentabiliteit uitgedrukt betekent dit dat men de sociaal verantwoorde tarieven zal moeten koppelen aan minder uitgaven. Hierbij kan ik aanstippen dat enkel de belangrijkste gewone uitgaven voor kinderopvang op jaarbasis ongeveer 44 miljoen bedragen. Samen met de buitengewone investeringen komt dit ongeveer overeen met 1 % van de personenbelasting, zoals U weet momenteel 9 % in Aalst. Een cijfer dat toch even tot nadenken stemt.

Tot slot misschien nog de positieve mededeling dat vanaf 1 januari de bestaande peutertuin in de Oude Gentbaan zal omgeschakeld worden naar een kinderkrib, waardoor een capaciteitsuitbreiding van 20 naar 36 kindplaatsen mogelijk wordt.

 

 

Dit werd mogelijk dank zij de ingebruikname van de nieuwbouw door de school, zodat de vrijgekomen ruimte mits de nodige aanpassingen in overeenstemming met de normen van Kind en Gezin als kinderkrib kan ingericht worden. De verbouwingswerken gaan van start op 15 november. Zij omvatten dakwerken, inrichtings- en schilderwerken en vergen een investering (niet betoelaagd) van ongeveer 3,8 miljoen.

 

Dames en heren,

 

In schril contrast met deze koude cijfer- en administratieve gegevens zijn hier dagelijks mensen in de weer om de opvang zo goed en zo kindvriendelijk mogelijk te organiseren. Het ligt in onze bedoeling via de oprichting van een oudercomité in de toekomst de ouders hierbij zo nauw mogelijk te betrekken. De rondvraag naar voorstellen in functie van de naamgeving, de ingevoerde enquête bij de ouders op het moment dat de kindjes onze krib verlaten en de invoering van een jaarlijkse opendeurdag zijn hiervan reeds de eerste concrete voorbeelden.

 

Ik ben zeer verheugd dat onze kribbe vanaf heden een meer persoonlijk tintje krijgt. De naam "Oogappel" symboliseert de kindvriendelijke aanpak in de kribbe. Met het nieuwe logo, zichtbaar aan de straat en voorkomend op stickers en op alle buitengaande briefwisseling wordt aan dit nieuwe imago de nodige ruchtbaarheid gegeven.

 

Vandaag krijgt iedereen de kans om de werking van de kinderkribbe van nabij mee te maken. Men kan op alle verdiepingen en bij alle leeftijdsgroepen een kijkje nemen en het personeel en ikzelf zullen U graag en deskundig te woord staan. Ik nodig U ook graag uit om op de eerste verdieping de tentoonstelling "Veiligheid in en rond de woning" te bezoeken. Deze werd ons ter beschikking gesteld door onze subsidiërende overheid Kind en Gezin, waarvoor onze dank.

 

Mij rest alleen nog de aangename plicht om twee dames in de bloemetjes te zetten, namelijk : Mevrouw Sylvie Petit, de enige aan wie het meterschap van deze kinderkrib rechtmatig behoort toe te komen en Mevrouw Irma De Meyer, die als directrice al jaren het beste van zichzelf geeft in dienst van de stad en in wie ik ook hulde wil brengen aan het voltallig personeel voor de manier waarop zij zich inzetten voor al onze oogappels. Dank U wel.

 

 

PATRICK DE SMEDT

Schepen van Jeugd, Sport,

Vrije Tijd en Gezinszorg

 

 

 

 

 

 Terug naar begin van opagina…

 

 

 

 

Mening over een aantal voorstellen om de dagelijkse stempelkontroleaanta te verbeteren

 

 

Patrick De Smedt                                                  Aalst, 21 augustus 1984

Socialistisch gemeenteraadslid

Vooruitzichtstraat 172

9300 Aalst

053/77 03 47

 

Graag uw mening over een aantal voorstellen

om de dagelijkse stempelkontrole te

Aalst-Centrum te verbeteren

 

Mevrouw,

Mijnheer,

 

Spijtig genoeg behoort ook u tot de grote groep van Aalstenaars die momenteel werkloos zijn. In Aalst-centrum zijn er dat nu circa 2600 (!). Zoals u weet is de dagelijkse stempelkontrole een opdracht die door de hogere overheid wordt toevertrouwd aan het stadsbestuur. Het is de plicht van het stadsbestuur om de stempelkontrole – tenminste zolang deze verplichtend is – op een zo vlot mogelijke wijze te laten gebeuren.

 

Wellicht zal niemand betwisten dat de wijze waarop de stempelkontrole in Aalst-centrum gebeurt heel wat kan verbeterd worden. In dit verband durf ik o.m. verwijzen naar de gunstiger situatie in de andere deel-gemeenten van Groot-Aalst.

 

Met het oog op een verbetering van de organisatie van de stempelkontrole in Aalst-centrum heb ik een aantal voorstellen tot wijziging ingediend, die op de eerstkomende zitting van de gemeenteraad (28 augustus 1984) zullen besproken worden.

 

Deze voorstellen zijn bedoeld om de dagelijks door de werkloze af te leggen afstand te verminderen zodat kan bespaard worden op tijd en energie en de kontroleverrichting zo snel mogelijk en in aanvaardbare omstandigheden te laten verlopen.

 

Het lijkt me vanzelfsprekend dat u, als direkt betrokkene, hiervan in kennis wordt gesteld en dat u de kans krijgt om u over deze voorstellen uit te spreken of eventuele andere voorstellen te doen. Daarom vraag ik u mij – hetzij schriftelijk, hetzij mondeling – uw mening te laten kennen over de hiernavolgende voorstellen :

 

1.                  Voorgesteld wordt de stempelkontrole niet langer op 1 plaats in Aalst-centrum te concentreren, maar te spreiden over minimum 2, bij voorkeur 4 goedgekozen plaatsen in Aalst-centrum, zodat de gemiddelde afstand tussen de woning en het stempellokaal aanzienlijk verkleind wordt.

2.                  Voorgesteld wordt het huidige beurtsysteem op basis van een alfabetische indeling met scheiding van mannen en vrouwen te vervangen door een beurtsysteem op basis van indeling volgens straat of wijk, zodat gezinnen met meer dan 1 werkloze de mogelijkheid krijgen zich op hetzelfde tijdstip aan te bieden (ook mogelijkheid van gemeenschappelijk vervoer).

3.                  Voorgesteld wordt de kontroletijd per groep van 15 minuten te vergroten tot minimum 30 minuten.

4.                  Voorgesteld wordt de kontrolebeurten enkel in de voormiddag te houden (zoals in de deelgemeenten).

 

Indien mij andere positieve voorstellen worden overgemaakt, zal ik niet nalaten deze eveneens op de gemeenteraad voor te stellen.

 

Patrick De Smedt

 

terug naar boven…

 

 

 

 

 

 

 

 

VDAB HERSCHOLING BOUWT COLUMBARIUM

 

 

Door de nog steeds stijgende tendens van crematie is het stadsbestuur genoodzaakt om geregeld

de hiertoe noodzakelijke infrastructuur uit te breiden.

Reeds meermaals kon de stad hiervoor beroep doen op de ‘gratis’ aangeboden hulp van de VDAB

herscholingsprogramma’s.

Reeds eerder werden zo de columbaria in Meldert en Aalst Centrum uitgebreid.

Na ongeveer 2 jaar onderbreking was nu de begraafplaats van Erembodegem aan de beurt.

Bij de laatste werkdag bracht de schepen van openbare werken Patrick De Smedt vorige donderdag

een onaangekondigd bezoek om de cursisten en hun begeleiders te danken.

Het nieuw columbarium sluit aan bij het reeds bestaande en vormt tegelijk een visuele afscherming

met de nieuw aangelegde toegansweg naar de nieuwe begraafplaatszone.

Het nieuw columbarium bestaat uit 3 geschakelde elementen met in totaal 215 nissen.

De werken werden uitgevoerd door 9 cursisten van het opleidingscentrum olv Mevr Coogen en

Instructeur Patrick Van Wesemael.  

Dit kleine en vrij eenvoudige werk geeft de cursisten de gelegenheid om de opgedane praktische

en theoretische kennis toe te passen in een reële werksituatie.

Het werk werd gerealiseerd in ongeveer 1 maand .

Voor de dienst openbare werken stond Alex Geeroms in voor opvolging en logistieke steun.

Het stadsbestuur hoeft bij zo’n samenwerking enkel in te staan voor de levering van de noodzakelijke

materialen.

De schepen feliciteerde de ploeg en dankte hen voor het geslaagde resultaat.

Hij hoopt in de toekomst nog meermaals een beroep te kunnen doen op de beroepsopleidingsdiensten van de VDAB voor andere kleinere maar  daarom niet minder belangrijke werken in de stad.

En hopelijk vinden de cursisten vlug een volwaardige job

 

 

 

 

terug naar boven…

 

 

 

 

 

OPENING STEDELIJK TREFCENTRUM VOOR WERKLOZENWERKING EN VRIJETIJDSBESTEDING

 

Dames en heren,

 

Arbeid alleen is gelukkig niet meer het enig zingevend element in het leven : mensen oriënteren zich nu ook meer en meer op gezin en vrije tijd, wat niet wil zeggen dat de arbeidsrol zonder meer inwisselbaar is voor de gezins-of vrijetijdsrol. Dit houdt onder meer in dat een minder sterke arbeidsoriëntatie wel kan leiden tot bijvoorbeeld minder arbeidsuren of tijdelijke arbeidsvermindering, maar veel minder tot een zelf gekozen langdurig en zelden tot een blijvend arbeidsloos bestaan.

 

Arbeid bepaalt immers in grote mate ons leven. Niet alleen verkrijgt men door arbeid een materieel inkomen om in de primaire levensbehoeften te voorzien : er is ook het psychologisch aspect : de bevrediging van de behoefte aan sociaal contact, zelfwaardering en zelfrealisatie

 

Bovendien neemt arbeid nog betrekkelijk veel tijd in beslag, zowel per dag als in jaren, waardoor arbeid in grote mate de structuur van het leven bepaalt.

 

De calvinistische arbeidsethiek met de religieuze plicht tot werken is niet zo actueel meer ; de plicht zelf echter, in de zin van het leveren van een nuttige bijdrage aan de maatschappij, leeft bij de meesten nog wel. Dit plichtsgevoel zou men kunnen opvatten als de kern van de heersende arbeidsmoraal. Deze opvatting leidt tot de veronderstelling dat het niet-werken om meer dan één reden over het algemeen als onplezierig wordt ervaren. De niet-werkende voldoet niet aan de gestelde normen. Men verliest een belangrijk deel van de sociale contacten, het maatschappelijk aanzien daalt en men heeft een zee van tijd, die men niet geleerd heeft op een andere wijze dan met werk te vullen en te organiseren.

 

Uit talrijke voorbeelden blijkt dat naast de hogere overheden ook de lokale besturen op heel wat terreinen kunnen bijdragen tot een betere organisatie van de vele beleidsfacetten die met arbeid maar ook met werkloosheid te maken hebben.

In verscheidene steden en gemeenten zijn dan ook in het begin van de jaren tachtig, naar aanleiding van de economische crisis, op overheids-, privaat of gemengd initiatief, werkzoekendenwerkingen ontstaan die tegemoet kwamen aan de behoefte tot vorming en sociaal contact.

 

De ruim 5.500 Aalsterse werklozen, de schoolverlaters die niet meer aan de bak kwamen, de nood van vele werklozen om hun vrije tijd zinvol op te vullen, waren ook hier de impulsen voor het stadsbestuur om de oprichting van een werklozenwerking in overweging te nemen. Begin 1984 werd door de jeugddienst een enquête gehouden onder de Aalsterse werklozen ; 1.352 werklozen toonden interesse voor het volgen van een cursus en maar liefst 97 werklozen stelden zich kandidaat als lesgever. Het huis De Bolle in de Kapellestraat werd aangewezen als vestigingsplaats, de RVA gaf vrijstelling van stempelcontrole en het College van Burgemeester en Schepenen gaf met de goedkeuring van de doelstelling de definitieve start op 2 mei 1984. Mijn voorganger, collega Schepen Bourlon kreeg er een bevoegdheid bij.

 

De werklozenwerking heeft in de afgelopen jaren zelf bewezen te beantwoorden aan een grote behoefte. Met beperkte financiële middelen en beschikkend over een weinig fraaie, eigenlijk niet aangepaste infrastructuur, is men er toch in geslaagd om nu gemiddeld meer dan 200 geïnteresseerden per week een zeer gevarieerd cursusaanbod aan te bieden met, door en voor werklozen.

 

 

Wij kunnen ons verheugen over het feit dat de WLW met zijn aanbod tegemoet is gekomen aan de vraag van een steeds groeiend aantal belangstellenden. Belangrijker nog dan het cursusaanbod lijkt mijns inziens de bijdrage die de WLW kan leveren tot de bewustmaking, de belangenverdediging en de actie van de werklozen als groep.

Eind de jaren 70 en begin de jaren 80 kent de welzijnssector een explosieve ontwikkeling. Er komt meer aandacht voor de welzijnsproblemen en je zou bijna kunnen zeggen dat rond elk deelaspect, naar goeie Vlaamse traditie, een vereniging wordt opgericht.

 

In Aalst groeit uit de samenwerking van het Aalsters Sociaal Overleg, dat de welzijnsorganisaties groepeert, met het stadsbestuur en het OCMW, het Aalsters Coördinatiecomité voor Welzijnsbeleid, dat een welzijnsmeerjarenplan op tafel legt. Later (in 1988 en 1989) krijgen de gemeenten via de zogenaamde kansarmoedefondsen van Minister Van Den Bossche en Minister Lenssens van de hogere overheid financiële middelen toegeschoven voor de realisatie van bepaalde projecten. In dezelfde periode ontstaan te Aalst onder de noemer "Basiseducatie" parallel aan de WLW een aantal privé-initiatieven, die erop gericht zijn de kansen van werkzoekenden op de arbeidsmarkt te vergroten. Ik denk hierbij o.a. aan Tweede Kansonderwijs, Opnieuw Gaan Leren, Alfabetisering, Auxilia, Omschakelen en de werklozenwerkingen die vanuit de vakbonden gelijklopend werden opgestart. En zo kom ik tot het wat delicate punt dat pogingen vanuit de privaat educatieve initiatieven tot samenwerking met de WLW mislukten.

 

De WLW plaatste zichzelf, naar mijn gevoel ten onrechte, buiten de opstartende samenwerkingsverbanden. Ik wil hier zeker niet éénzijdig voorbijgaan aan de grote verdienste van de werklozenwerking die ontstaan is aan de basis en uitgebouwd werd door de direct-betrokkenen zelf. Daar waar een aantal mensen zich sinds jaar en dag met hart en ziel inspannen om de vrije tijd van werklozen zinvol op te vullen met taalcursussen, vormings- en ontspanningsactiviteiten, ontstaat een gevoel van samenhorigheid waarin het eigen initiatief wordt gekoesterd en beschermd tegen invloeden van buitenaf. We kunnen rustig zeggen, denk ik, dat voor een aantal mensen het huis De Bolle gewoon een tweede thuis was geworden, waar door dagelijks intermenselijk contact een sterke band groeide tussen mensen met dikwijls dezelfde noden of problemen.

 

Intussen werden wij geconfronteerd met het feit dat dit Trefcentrum kwam leeg te staan doordat de werking om uiteenlopende redenen omzeggens volledig was stilgevallen. Vanaf dat moment speelden een combinatie van factoren : de grote nood aan lokalen voor het onderbrengen van de stadsdiensten, de beschikbaarheid van het volledige Trefcentrum door het stopzetten van de werkzaamheden van het bibliotheekfiliaal en van de VZW Animo, herhaalde klachten van de WLW zelf over de brandveiligheid van het huis De Bolle, het gebruik van het Trefcentrum door de WLW voor haar sportprogramma, het ontbreken van enig alternatief ingeval huis De Bolle vroeg of laat zou ingenomen worden door administratieve diensten, enz.

 

De WLW reageerde in eerste instantie terughoudend op het voorstel de werking over te brengen naar het Trefcentrum en stelde heel wat praktische vragen bij een eventuele verhuis. Met de garantie dat de nodige aanpassingen zouden gebeuren en dat ook de vroegere bibliotheekruimte kon benut worden om er een centraal gelegen secretariaat en een groot cursuslokaal te maken koos de WLW uiteindelijk "waar voor zijn geld" en kon het grote werk beginnen.

 

Ik blijf ervan overtuigd dat dit een goeie keuze is geweest. Deze oplossing biedt het stadsbestuur ook een dubbel perspectief : niet alleen kon aan de WLW een veel betere en meer aangepaste behuizing geboden worden, ook werd op die manier het Trefcentrum nieuw leven ingeblazen.

 

Het doet ons plezier om vast te stellen hoe het scepticisme bij sommigen is omgeslagen in een aanstekelijk optimisme, wat ertoe geleid heeft dat iedereen de handen uit de mouwen begon te steken om mekaar te helpen bij de verfraaiing van het gebouw. De ervaring leert dat het werk in een gebouw zoals dit nooit af is. Ik twijfel er niet aan dat nog enorm veel aangepast, veranderd en verbeterd kan worden. Niettemin is het nu al duidelijk dat men hier over heel wat meer mogelijkheden beschikt om de werking te bestendigen en zelfs uit te breiden. Daarmee kom ik op het punt van de nieuwe naamgeving : "Stedelijk Trefcentrum voor Werklozenwerking (maar nu ook voor Vrijetijdsbesteding").

Naar aanleiding van de viering 5 jaar werklozenwerking herinnert U zich van mij misschien volgende zinsnede  : "Het is voor mij nogal moeilijk om de WLW een voorspoedige toekomst toe te wensen. Dit houdt immers in dat zij, liever vroeg dan laat, zichzelf overbodig zou weten te maken".

 

In Aalst waren in 1989 nog 2.490 volledig uitkeringsgerechtigden. Ten opzichte van 1980 is dit een daling met 34,5 %. Nochtans ligt de werkloosheidsgraad van het gewest Aalst, met 10,98 %  nog steeds 1,2 % boven het gemiddelde van het Vlaamse Gewest. Dit zijn cijfers van de maand juli 1990. Vandaag zou ik mijn vroegere uitspraak dus enigszins willen nuanceren door te zeggen dat, rekening houdend met een dalende werkloosheid, het blijkbaar zo is dat dit initiatief blijft voldoen aan een manifeste behoefte om de vrije tijd van al dan niet ingeschreven werkzoekenden en niet-werkzoekenden op een zinvolle wijze te organiseren. Daarmee wil niet gezegd zijn dat de WLW zich met zijn cursusaanbod afzijdig zou houden van de arbeidsmarkt. Er zijn genoeg voorbeelden van mensen die in de loop der jaren via de WLW bewust of onbewust opnieuw aan werk zijn geraakt. Wel moet er volgens mij een mentaliteitswijziging komen om te maken dat de WLW, naast en binnen haar vertrouwde werking, mogelijkheden ontdekt om accenten te verleggen en nieuwe initiatieven uit te werken. Hiervoor moet zij haar deuren openzetten voor de ideeën en inzichten van de hele welzijnssector. Het spreekt vanzelf dat de WLW dan ook moet deel uitmaken van het Aalsters Sociaal Overleg, en indien mogelijk ook van het nieuw Centrum voor Basiseducatie. De verplichting tot onderlinge samenwerking wordt  nu trouwens opgelegd door het nieuw decreet op de Basiseducatie.

 

Ik hoop echt en ben ervan overtuigd dat de link met het welzijnswerk er komt, in de eerste plaats in het belang van de werkzoekenden om wie het allemaal begonnen is. De wil tot samenwerking wordt vandaag voor het eerst tot uiting gebracht in de tentoonstelling met informatiestands van o.a. Teledienst, de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, de Weerwerkactie, het A.C.V., het A.B.V.V., het A.C.L.V.B., de stedelijke dienst Tewerkstelling, het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid, het O.C.M.W., de stedelijke dienst Welzijn, COCO, A.S.O., Auxilia, H.A.K., de Loods en het E.S.V.

 

De tentoonstelling van een aantal individuele hobbyisten legt meteen ook een passende link naar het Stedelijk Vrijetijdscomité met de beeldhouwers Luc Peirlinck, Marcel Corten en Julien Lisaerde en de schilders Monique De Schrijver en Mariette Goetvriendt.

 

Dames en heren,

 

hiermee is, naar ik meen, het ruimer kader geschetst waarin wij de officiële opening van het Stedelijk Trefcentrum voor Werklozenwerking en Vrijetijdsbesteding  moeten zien. Ik denk dat men hier alle troeven in handen heeft om ook van de nieuwe werking een succes te maken. Van bij de start heeft ons nieuw bestuur heel bewust gekozen voor de oprichting van een stedelijke dienst Tewerkstelling  o.l.v. collega Schepen Bogaert, die zowel intern als extern de tewerkstellingsmogelijkheden stimuleert en coördineert.

 

Ik blijf dan ook pleiten voor een goede samenwerking van werkzoekenden met jongeren- en vormingsorganisaties, vakbonden, tewerkstellingscomités en de nu geregionaliseerde RVA-diensten waaronder nu ook (niet onbelangrijk) de weerwerk-actie. Het Stedelijk Trefcentrum kan in dit proces een sleutelfunctie vervullen.

 

Tot besluit wil ik hier graag van de feestelijke gelegenheid gebruik maken om de verschillende medewerkers van de jeugddienst en de dienst openbare werken, die deze dag hebben mogelijk gemaakt, te danken en te feliciteren. Heel speciaal wil ik een aantal mensen  van de WLW zelf in de bloemetjes zetten. Samen met de Burgemeester en de collega's Schepenen en alle aanwezigen zeg ik "chapeau" voor de inzet en bedank hiervoor : in de eerste plaats Marietta Bemus, coördinator en sinds jaren stuwende kracht van de WLW, van het secretariaat : Magda De Roeck, Lutgarde De Boek en Erika De Craecker (tegelijkertijd ook lesgeefster), Myriam Van Der Beken, diensthoofd, en de lesgevers : Yvette Aerts, Annie Boone, Charlotte Baetens, Gaston Badisco, Anita Claerebout, Jeannine Clammaert, Leo De Clercq, Ingrid Mulder, Willy Nerinckx, Paul Temmerman, Gilberte Van Lerberghe, Nelly Van Cauter, Clement Van Landuyt, Bernice Vijverman, Julien Van den Borre, Paul Van Damme, Joske De Bruyn en Jeannine Van der Haegen.

 

Dank U voor uw aandacht en veel succes met de toekomstige werking.

Mag ik nu Mevrouw de Burgemeester verzoeken het centrum officieel te willen openen.

 

 

PATRICK DE SMEDT

Schepen van Jeugd, Sport,

Gezin en Ontwikkelingssamenwerking.

 

 

terug naar boven…

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

TOESPRAAK PROJECT ZORGZAME BUURT 18 MEI 2005

 

 

Over het “recht op arbeid” is iedereen het al lang eens, de realisatie ervan in de praktijk is echter wat anders.

Ook voor de huidige regering behoort jobcreatie tot de hoogste prioriteit, de actieve welvaartstaat voor iedereen is echter spijtig genoeg nog steeds veraf.

“Werk” is het middel bij uitstek om over voldoende inkomen te kunnen beschikken, maar “werk” is ook van belang om beter te kunnen functioneren in de samenleving, om een volwaardige maatschappelijke integratie en participatie mogelijk te maken. De actieve deelname aan de arbeidsmarkt draagt in belangrijke mate bij tot sociaal contact en een beter zelfbeeld.

Ook arbeidszorg, één van de meest recente vormen van sociale tewerkstelling, kan hier een belangrijke rol spelen. Via allerlei arbeidszorgprojecten bieden dan ook diverse organisaties ondertussen zgn. arbeidsmatige activiteiten aan personen die omwille van persoonlijke- en/of maatschappelijke redenen niet meer ten volle kunnen werken in de andere arbeidscircuits.

Op deze wijze helpen de arbeidszorginitiatieven het “recht op arbeid” voor iedereen – ook voor deze mensen – tot stand brengen.

 

Ook Aalst kon niet achterblijven met een werkloosheid van circa 10 % of circa 3500 werklozen, waarvan circa 57 % laaggeschoolden.

Namens de Sociale Werkplaats De Loods en de welzijnskoepel CAWRA vroegen de verantwoordelijken Jan Ghijselen en Stef Muylaert mij reeds eind 2003 het “zorgzame buurtproject” bij de stad te willen promoten. Het stadsbestuur besliste in 2004 (eerst nog schoorvoetend) om naast de subsidie van het Vlaams Gewest de ontbrekende fondsen te voorzien in de stadsbegroting. Ondertussen kon het project ook in de begroting 2005,( nu overtuigd) herbevestigd worden en zorgde Schepen De Meerleer en de dienst werkgelegenheid ervoor dat het ook ingepast werd in het lokaal actieplan “Diensten-werkgelegenheid” conform de beleidsnota Sociale Economie van de bevoegde minister Kathleen Van Brempt.

 

De stad nam daarmee een overtuigde beslissing omdat met dit project 2 problemen tegelijkertijd aangepakt worden :

 

  1. De overlast rond zwerfvuil en netheid wordt nu in 4 wijken tegelijkertijd aangepakt en opgevolgd : Sint-Elisabeth, Horebekeveld, Rozendreef en Park De Blieck. Hierdoor kan tegelijkertijd onze eigen dienst stadsreiniging meer ingezet worden in de rest van de stad en deelgemeenten.

  2. Een 10-tal mensen, bij voorkeur ook bewoners van de voornoemde wijken, zonder werk of bezigheid krijgen een zinvolle tijdsbesteding waardoor nieuwe sociale relaties opgebouwd worden en het dikwijls aanwezige isolement gemakkelijker doorbroken wordt.

 

Toen ik hier een paar weken geleden ter plaatse kwam kennismaken met de werking werd ik zeer aangenaam verrast. Ik ontmoette twee terecht fiere verantwoordelijken Jan en Stef, ik maakte kennis met een gedreven coördinator Evy en ik ontmoette een enthousiaste ploeg medewerkers. Uit de korte gesprekjes bleek al vlug de algehele tevredenheid en grote motivatie. De “zorgarbeiders” toonden zich terecht bezorgd over de netheid van de wijken. Met een sterk verantwoordelijkheidsgevoel duidden zij meerdere knelpunten aan : hondenpoep, achtergelaten vuilniszakjes, en gedropt grof huisvuil waren een paar voorbeelden, ook ons welbekend. Dit zijn inderdaad tegelijk ook de problemen waartegen meer algemeen schepen Stylemans en onze dienst leefmilieu met de actie “zwerfvuil” ten strijde trekt zowel via sensibilisering als via het nieuw ingevoerde boetesysteem.

 

Tijdens de officiële opening van het nieuwe buurtpark Sint-Elisabeth nog niet zolang geleden vroeg de Burgemeester terecht aan de omwonenden zorg te willen dragen voor deze dure infrastructuur.

En hierover gaat het : de burgers moeten gesensibiliseerd worden tot meer verantwoordelijkheid en respect bij het omgaan met het openbaar domein waarvoor we tenslotte allemaal bijdragen via de belastingen, die niemand graag betaald.

Tot zolang ook op het vlak van zwerfvuil bij de bevolking geen ingrijpende mentaliteitswijziging tot stand komt zullen echter projecten als deze noodzakelijk blijven.

 

Met groot respect voor het alledaagse werk dank ik namens het stadsbestuur alle medewerkers Linda, Rita, Sadi, Luc, Dirk, Jan, Christof, Etienne, Ann, Bart, Marte en de coördinator-begeleidster Evy die het geheel hier in moeilijke omstandigheden heeft moeten opstarten.

 

De initiatiefnemers Stef en Jan feliciteer ik graag en dank ik voor de goede samenwerking met de verschillende betrokken stadsdiensten.

 

Toch nog ter afsluiting 3 bedenkingen :

 

  1. De Vlaamse overheid zou dringend moeten werk maken van een beter verloningssysteem. In de huidige regeling staat de vergoeding absoluut niet in verhouding tot het gepresteerde werk. En ik druk mij nu toch wel voorzichtig uit

  2. De verantwoordelijken Stef en Jan breng ik ons eerste gesprek graag even in herinnering waarbij ook sprake was van begeleiding van het stadspersoneel die via artikel 60 of Web+ tewerkgesteld zijn als stratenveger in onze dienst stadsreiniging.

  3. Met dit initiatief bewijst het stadsbestuur dat we in Aalst, in tegenstelling tot wat er de laatste tijd gezegd en geschreven werd, wel degelijk veel aandacht besteden aan de sociale tewerkstelling.

Nogmaals dank en alle succes verder met dit prachtige project dat in de sector ook een voorbeeld kan zijn voor vele andere steden.

 

 

PATRICK DE SMEDT

schepen van Openbare Werken

en Patrimonium

 

terug naar boven…